lovrary
William Shakespeare
Sonnetten
Sonnet 1: Zich Te Vermeerd’Ren Is Der Schoonsten Plicht
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zich te vermeerd’ren is der schoonsten plicht, Opdat de roos der schoonheid nimmer sterve, Maar, velt de Tijd de rijp’re met zijn zicht,
Sonnet 1: Wij Eischen Van De Schoonheid Rijken Oogst
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Wij eischen van de Schoonheid rijken oogst, Opdat haar teedre roos onsterflijk gloei, En als de rijper boem is uitgebloosd,
Sonnet 1: Uit Schoonste Schepsels Wenschen We Ons Een Spruit
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Uit schoonste schepsels wenschen we ons een spruit, Dat daardoor schoonheids roos ons nooit begeef, Doch als het rijpre zijn bestaan besluit
Sonnet 2: Als Veertig Winters Uw Gelaat Berennen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Als veertig winters uw gelaat berennen, Loopgraven delven in der schoonheid veld, Wie zal dan ’t prachtkleed uwer jeugd herkennen,
Sonnet 2: Als Veertig Winters Leegren In De Groef
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Als veertig winters leegren in de groef Van ’t voorhoofd, het voorheen zoo effen veld, Dan plooit geen tooi zich meer naar uw behoef,
Sonnet 2: Als Veertig Winters Leegren Om Uw Hoofd
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Als veertig winters leegren om uw hoofd En schansen graven in uw schoonheids veld, Dan is jeugds trotsch gewaad, nu hoog geloofd,
Sonnet 3: Zeg, In Uw Spiegel Ziend, Tot Uw Gelaat
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zeg, in uw spiegel ziend, tot uw gelaat: „Vorm, – nu is ’t tijd, – een afdruk uwer jeugd!” Der wereld, – duldt gij, dat uw schoon vergaat, –
Sonnet 3: Zeg In Den Spiegel Aan Uw Frisch Gelaat
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Zeg in den spiegel aan uw frisch gelaat: Naar vorming van een ander dringt de tijd, Zoo gij, een nieuw te scheppen, nu versmaadt,
Sonnet 3: Zie In Uw Glas En Zeg ’T Gelaat Daarin
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zie in uw glas en zeg ’t gelaat daarin, Nu is het tijd dat het een nieuw moet maken; Want als ge nu niet zorgt voor dat gewin,
Sonnet 4: Vergeefsche Lieflijkheid, Waarom Verspilt
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Vergeefsche lieflijkheid, waarom verspilt Gij aan uzelf het erfdeel van uw schoon? Natuur, zij schenkt niet, maar zij leent; ze is mild,
Sonnet 4: Waarom Geeft Gij, Verloren Lieflijkheid
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Waarom geeft gij, verloren lieflijkheid, Uw schoon legaat slechts aan uzelve uit, Tot leenen is natuur altijd bereid,
Sonnet 4: Onvruchtbre Lieflijkheid, Waarom Verkwist
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Onvruchtbre lieflijkheid, waarom verkwist Ge aan u alleen uw schoonheid, dit legaat? Natuur bedoelt geen geven, leenen is ’t,
Sonnet 5: Die Uren, Die Met Teed’Re Zorg Dit Beeld
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Die uren, die met teed’re zorg dit beeld Zoo lieflijk vormden, dat elks oog er woont, Verand’ren, – geen, die niet tyran eens speelt,
Sonnet 5: De Uren, Die Den Liefelijken Schijn
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
De uren, die den liefelijken schijn, Boetseerden, die het oog vol vreugde drinkt, Zij zijn tirannen voor ’t aanminnig Zijn,
Sonnet 5: Die Uren Die Met Teeder-Sterk Vermogen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Die uren die met teeder-sterk vermogen De blikken vormden waar elks oog op rust, Zullen tirannen zijn voor juist die oogen
Sonnet 6: Dat Dus Niet ’S Winters Vuist Uw Zomer Vatt’
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Dat dus niet ’s winters vuist uw zomer vatt’ En schende, eer ge in kristal besloten zijt; Doorgeur een fleschjen; uwer schoonheid schat
Sonnet 6: Geen Ruwe Hand Mag Schennend U Verslaan
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Geen ruwe hand mag schennend u verslaan, Voor schoonheid uit uw bloesem is gepuurd, Uw schoonheid blijv’ in honinggeur bestaan,
Sonnet 6: Laat Dan Niet Winters Dorre Hand Uw Zomer
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Laat dan niet winters dorre hand uw zomer Ontblaadren voor uw bloei een filter vond. Maak een fiool zoetgeurig: wees geen schromer
Sonnet 7: Zie, Heft In ’T Oosten ’T Vorst’Lijk Hemellicht
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zie, heft in ’t oosten ’t vorst’lijk hemellicht Zijn gloedvol hoofd, dan brengt elk sterflijk oog Zijn dankb’re hulde aan dat steeds nieuw gezicht
Sonnet 7: Zie, In Het Oosten Staart, Wanneer Het Licht
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Zie, in het oosten staart, wanneer het Licht Zijn vlammend hoofd verheft, het needrig oog Vol eerbied in het blakend nieuw gezicht.
Sonnet 7: Zie, Als In ’T Oosten Het Goedgunstige Licht
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zie, als in ’t oosten het goedgunstige licht Zijn brandend hoofd verheft, doet elk op aard Hulde aan zijn nieuw-verschijnend aangezicht,
Sonnet 8: Zoo Lieflijke Muziek En Poëzij
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
Zoo lieflijke Muziek en Poëzij, Als tweelingzustren, 't eens zijn met elkander, Dan heerscht er liefde tusschen u en mij:
Sonnet 8: Hoort Gij, Muziek Voor ’T Oor, Muziek Met Smart?
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Hoort gij, muziek voor ’t oor, muziek met smart? Nooit haat het zoete ’t zoet, vreugd houdt van vreugd. Bemint gij, wat ge ontvangt met droevig hart,
Sonnet 8: Hoe Maakt U, Zelf Muziek, Muziek Bedroefd
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Hoe maakt u, zelf muziek, muziek bedroefd, Liefde bevecht geen liefde, vreugd zoekt vreugd, Waarom ontvangt gij droef, wat gij behoeft,
Sonnet 8: Muziek Voor ’T Oor, Hoe Doet Muziek U Treuren?
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Muziek voor ’t oor, hoe doet muziek u treuren? Zoet strijdt met zoet niet, vreugd ziet vreugde graag. Hoe is u lief wat u niet op kan beuren,
Sonnet 8: Hoe Kan U, Zelf Muziek, Muziek Bedroeven?
William Shakespeare
shakespeare
P.C. Boutens
boutens
Hoe kan u, zelf muziek, muziek bedroeven? Zoet met zoet oorloogt niet, schoon schoon bekoort. Hoe mint gij dan en groet uw lief zoo stroeve,
Sonnet 9: Spreek! Is ’T Uit Vrees, Dat Eens Een Weduw Ween’
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Spreek! is ’t uit vrees, dat eens een weduw ween’, Dat gij uzelf verteert in eenzaamheid? Ach! sterft gij zonder kroost, gij laat alleen
Sonnet 9: Beangst U, Dat G’ Een Weduw Achterlaat
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Beangst u, dat g’ een weduw achterlaat, Daar g’ in alleen-zijn samen-zijn vermijdt? De wereld, die gij kinderloos verlaat,
Sonnet 9: Is Het Uit Vrees Een Weduw Te Doen Weenen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Is het uit vrees een weduw te doen weenen, Dat gij uzelf in eenlingschap verteert? Ach, ware ’t ge gingt zonder afkomst henen,
Sonnet 10: Erken, En Schaam U, Dat Gij Niemand Mint
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Erken, en schaam u, dat gij niemand mint; Want dat gij voor uzelf niet zorgt, is waar. Zoo menig hart is liefd’rijk u gezind,
Sonnet 10: Schaam U En Zeg Dat Ge Geen Liefde Kent
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Schaam u en zeg dat ge geen liefde kent, Gij, onbezorgd voor ’t eigene gevaar. Bemind te worden zijt ge wel gewend,
Sonnet 11: Schoon Ge Ook Verwelkt, – Al Wat Gij Hebt Verloren
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Schoon ge ook verwelkt, – al wat gij hebt verloren Treedt in een spruit weer even snel in ’t leven; Wordt gij ook oud, – gij ziet uw schoon herboren,
Sonnet 11: Zoo Snel Als Ge Verwelkt, Zoo Snel Ook Groeit Ge
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zoo snel als ge verwelkt, zoo snel ook groeit ge In een van de uwen, weg van wat ge waart. En door ’t versch bloed, dat jong ge wegschonkt, bloeit ge
Sonnet 12: Zie Ik Den Stâgen Gang Van ’T Uurwerk Aan
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zie ik den stâgen gang van ’t uurwerk aan, Zie ik den trotschen dag in nacht verzinken, ’t Viooltjen na zijn korte pracht vergaan,
Sonnet 12: Als Klokslag Mij Herinnert Aan Den Tijd
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Als klokslag mij herinnert aan den tijd, De dappre dag verdrinkt in laffen nacht, 't Viooltje na den bloei niet meer gedijt,
Sonnet 12: Als Ik De Klok Hoor Die De Tijd Vermeldt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Als ik de klok hoor die de tijd vermeldt En zie de dag in duistre nacht verzonken, En ’t uitgebloeid viooltje merk op ’t veld
Sonnet 13: O, Waart Gij Steeds Uzelf! Maar, Vriend, Gij Zijt
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
O, waart gij steeds uzelf! Maar, vriend, gij zijt Uzelf niet langer, dan gijzelf hier leeft; Gedenk dus aan de kortheid van den tijd,
Sonnet 13: O Dat Ge Uw Eigen Waart; Maar, Lief, Ge Zijt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
O dat ge uw eigen waart; maar, lief, ge zijt Niet langer de uwe dan ge met ons leeft. ’t Zal goed zijn dat ge op ’t einde u voorbereidt
Sonnet 14: Der Sterren Raads’Len Wil Ik Niet Doorgronden
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Der sterren raads’len wil ik niet doorgronden, En toch, naar ’k meen, versta ik sterrenkunst, Niet om geluk of onheil te verkonden,
Sonnet 14: Niet In De Sterren Lees Ik Mij Mijn Oordeel
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Niet in de sterren lees ik mij mijn oordeel En toch is ’t waar dat ik van sterren weet, Maar niet opdat ik nadeel meld of voordeel
Sonnet 15: Zie Ik, Hoe Al, Waar Groei En Kracht In Woont
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zie ik, hoe al, waar groei en kracht in woont, Een oogwenk slechts in volle schoonheid duurt, Hoe ’s werelds schouwtooneel een spel ons toont,
Sonnet 15: Wanneer Ik Denk, Dat Ieder Ding, Dat Groeit
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Wanneer ik denk, dat ieder ding, dat groeit, Een enkel uur tot zijn volmaaktheid stijgt, Dat d’aardsche schijn nu bleekt, dan weer ontbloeit,
Sonnet 15: Als Ik Bedenk Hoe Ieder Ding Dat Leeft
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Als ik bedenk hoe ieder ding dat leeft Maar één kort oogenblik volmaakt kan duren, En ’t groot tooneel van ’t Al slechts beelden heeft
Sonnet 16: Doch Waarom Zelf Met Feller Waap’Nen Tegen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Doch waarom zelf met feller waap’nen tegen Den Tijd u niet geweerd, den aartstyran? Met beter midd’len, rijk’lijker in zegen,
Sonnet 16: Waarom Bestrijdt Den Bloedigen Tiran
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Waarom bestrijdt den bloedigen tiran, Den Tijd, gij niet met machtiger verweer, Versterkt uzelf niet naar een beter plan,
Sonnet 16: Maar Waarom Voert Ge Niet Op Machtiger Wijs
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Maar waarom voert ge niet op machtiger wijs Krijg tegen Tijd, die bloedige tiran, En sterkt uzelf bij ’t wijken voor zijn eisch
Sonnet 17: Wie Toch Geloofde In Later Tijd Mijn Lied
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
Wie toch geloofde in later tijd mijn lied, Als 't al uw lieflijkheden wilde ontvouwen? Toch toonde 't als een praalgraf 't leven niet,
Sonnet 17: Wie Schenkt Eenmaal Mijn Lied Geloof, Vervuld
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wie schenkt eenmaal mijn lied geloof, vervuld Van uw onschatb’re waarde? En toch, gewis, ’t Is als een tombe slechts, die u omhult,
Sonnet 17: Wie Zal Mijn Vers Gelooven Na Mijn Tijd
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wie zal mijn vers gelooven na mijn tijd, Als ’t met uw hoogste gaven is gevuld? Schoon ’t nog, weet God, u slechts een graf bereidt
Sonnet 18: Zal 'K Met Een Zomerdag U Vergelijken?
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
Zal 'k met een zomerdag u vergelijken? Maar lieflijker, gematigder zijt gij; Vaak doet een storm de bloem der Mei bezwijken,
Sonnet 18: Ik Was Van U Afwezig In De Lent’
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ik was van u afwezig in de lent’, Als zoete April, getooid in bonte pracht, Een geest van jeugd in ieder wezen prent,
Sonnet 18: Zal Ik Een Zomerdag Gelijk U Noemen?
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zal ik een zomerdag gelijk u noemen? O, die is niet zoo lieflijk en zoo zacht; Vaak schudt een ruwe vlaag de teêre bloemen,
Sonnet 18: Zoo Schoon Als Zomers Mooiste Dag Zijt Gij
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Zoo schoon als zomers mooiste dag zijt gij, Lieflijker nog en edler van gebaar, De wind schudt ruw de bloesems van de Mei,
Sonnet 18: Zal ’K U Gelijken Bij Een Zomerdag?
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zal ’k u gelijken bij een zomerdag? Ge zijt veel milder en veel lieflijker. De storm slaat bloesems met te hard een slag
Sonnet 19: Geduchte Tijd, Die Leeuwenklaauw Verlammen
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
Geduchte Tijd, die leeuwenklaauw verlammen En tijgermuil 't gebit ontvallen doet, De feniks stort in zelf ontstoken vlammen,
Sonnet 19: Verstomp Den Klauw Des Leeuws, Vraatgier’Ge Tijd
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Verstomp den klauw des leeuws, vraatgier’ge Tijd; Door u verslinde de aard haar lieflijkst broed; Ontscheur den tijger ’t fel gebit, en wijd
Sonnet 19: Verstomp, Verwoede Tijd, De Leeuwenklauw
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Verstomp, verwoede Tijd, de leeuwenklauw, Ete de aard, wat zij heeft uitgebroed, Spot met de tandelooze tijgergrauw,
Sonnet 19: Verslinder Tijd, Stomp Gij De Leeuweklauwen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Verslinder Tijd, stomp gij de leeuweklauwen, Doe de aard verzwelgen ’t eigen lieve broed, Dwing woeste tijgers tandeloos te knauwen,
Sonnet 20: U Heeft, O Heer-Gebiedster Van Mijn Harte
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
U heeft, o heer-gebiedster van mijn harte Natuur een vrouwenaangezicht gegeven, Dat bloost, – een vrouw’lijk hart, dat nimmer smarte
Sonnet 20: Een Vrouwsgelaat Dat De Natuur Zelf Maalde
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Een vrouwsgelaat dat de Natuur zelf maalde Hebt gij, meester-meestres van mijn beminnen, Een vrouws teer hart, maar een dat nimmer waalde
Sonnet 21: Mijn Muze, Neen, Gelijkt Den Dichter Niet
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Mijn Muze, neen, gelijkt den dichter niet, Die, door een fraai geverfd gelaat bekoord, Al ’s hemels schoon te naasten niet ontziet,
Sonnet 21: Zoo Is Het Niet Met Mij Als Met Die Schrijver
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zoo is het niet met mij als met die schrijver Wiens vers ontstond uit een geschilderd lief, Die zelfs de hemel koos tot sier, wiens ijver
Sonnet 22: Wat Ook Mijn Spiegel Zegg’, Ik Ben Niet Oud
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wat ook mijn spiegel zegg’, ik ben niet oud, Zoolang nog jeugd uw speelnoot is; doch zoo Mijn oog verval op uw gelaat aanschouwt,
Sonnet 22: Zoolang De Jeugd U Als Zijn Tweeling Kent
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Zoolang de jeugd u als zijn tweeling kent, Spreekt mij mijn spiegel niet van ouderdrom, Maar als de Tijd u met zijn rimpels schendt,
Sonnet 22: Mijn Spiegel Toont Me Nooit Mijzelf Als Oud
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mijn spiegel toont me nooit mijzelf als oud Zoolang als jeugd en gij zijn van één jaar, Maar als in u de tijd zijn rimpels vouwt,
Sonnet 22: Mijn Spiegel Overtuigt Mij Niet, ’K Ben Oud
William Shakespeare
shakespeare
P.C. Boutens
boutens
Mijn spiegel overtuigt mij niet, ’k ben oud, Zoo lang als jeugd en gij zijt tijdgenoot; Maar leeftijds eerste vore in u aanschouwd
Sonnet 23: Gelijk Een Zwakke Speler Op ’T Tooneel
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Gelijk een zwakke speler op ’t tooneel, Wien koortsige angst zijn rol vergeten doet, Of eenig wezen, dat, verwoed, te veel
Sonnet 23: Zooals Een Speler, Die Door Plankenvrees
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Zooals een speler, die door plankenvrees Zijn rol vergeet en zijn gehoor ontstemt, Of woede, die tot over ’t kookpunt rees
Sonnet 23: Zooals Een Speler Op De Planken Faalt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zooals een speler op de planken faalt En uit zijn rol valt daar hem vrees bevangt, Of de al te driftige slecht zijn doel bepaalt,
Sonnet 24: Mijn Oog Werd Schilder, En Heeft Op ’T Paneel
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Mijn oog werd schilder, en heeft op ’t paneel Mijns harten uwe schoonheid uitgeteekend; Mijn lichaam is de lijst van ’t schoon taaf’reel,
Sonnet 24: Mijn Oog Werd Schilder En Zoo Legde ’T Vast
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mijn oog werd schilder en zoo legde ’t vast Op ’t blad van mijn gemoed uw schoone beeld, Mijn lichaam is de lijst waarin het past,
Sonnet 25: Die Hunner Sterren Liev’Ling Zijn, Zij Mogen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Die hunner sterren liev’ling zijn, zij mogen Roem dragen op hun titels, naam en eer; Ik smaak, schoon ’k niet op zulk een glans kan bogen,
Sonnet 25: Laat Wien De Hemel Spelt Een Gunstig Lot
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Laat wien de hemel spelt een gunstig lot, Op titels zich beroemen en op eer, Ik, die de grillige fortuin bespot,
Sonnet 25: Laat Hen Wie Hun Gesternte Gunstig Is
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Laat hen wie hun gesternte gunstig is Prat gaan op titels en verheven eer, Ik die, misdeeld door ’t lot, die hulde mis
Sonnet 26: Heer Mijner Liefde, Wiens Waardij Tot Trouw
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Heer mijner liefde, wiens waardij tot trouw Mij bindt, zoodat ik uw vazal mij acht, Ik doe u schrift’lijk hulde thans; beschouw
Sonnet 26: Vorst Van Mijn Liefde, Aan Wie De Sterke Band
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Vorst van mijn liefde, aan wie de sterke band Van uw verdienste me als vasal verplicht, Ik zend dit schrijven u als afgezant,
Sonnet 27: Als Het Vermoeide Lijf In Slaap Verdooft
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Als het vermoeide lijf in slaap verdooft, De afgematte leden zijn gestrekt, Dan reizen de gedachten door mijn hoofd,
Sonnet 27: De Inspanning Beu, Begeef Ik Mij Te Bed
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
De inspanning beu, begeef ik mij te bed, De lieve rust voor ’t moegereisde lijf, Maar ’t reizen heeft mijn hoofd aan ’t werk gezet,
Sonnet 28: Hoe Kan Ik Ooit Weer Blij, Gelukkig Leven
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Hoe kan ik ooit weer blij, gelukkig leven, Als mij geen uur van sluim’ring ooit gelukt? ’s Nachts nooit de druk des dags wordt opgeheven,
Sonnet 28: Ik Zoek Mijn Bed, Van ’T Reizen Afgesloofd
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ik zoek mijn bed, van ’t reizen afgesloofd, Voor matte leden steeds de hoogste lust; Doch dan begint een reizen in mijn hoofd
Sonnet 28: Hoe Raak Ik Ooit Veerkrachtig Opgericht
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe raak ik ooit veerkrachtig opgericht Zoo mij ’t weldadige rusten niet gelukt? Daar toch de nacht de dagdruk niet verlicht,
Sonnet 29: Als Ik, Door 'T Lot En Menschenoog Veracht
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
Als ik, door 't lot en menschenoog veracht, In stilte 't leed beween en mijn ellende; Ten Hemel schrei, die doof is voor mijn klagt,
Sonnet 29: Als Ik, Van Elk Gesmaad, Van ’T Lot Miskend
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Als ik, van elk gesmaad, van ’t lot miskend, In tranen troost voor mijn verguizing zoek, Ten dooven hemel vrucht’loos kreten zend,
Sonnet 29: Als Ik, Verjaagd Door Menschen En Geluk
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Als ik, verjaagd door menschen en geluk Eenzaam mijn godverlaten staat vervloek, Den dooven hemel aan zijn slaap ontruk,
Sonnet 29: Wanneer In Ongena Bij Lot En Menschen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wanneer in ongena bij lot en menschen Ik heel alleen mijn ballingschap beween, En doove heemlen plaag met ijdle wenschen
Sonnet 30: Als Ik In De Eenzame Uren Van Het Peinzen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Als ik in de eenzame uren van het peinzen ’t Verleden voor den stoel daag van mijn geest, Zie ik nog eens het vaak verlangde deinzen,
Sonnet 30: Als ’T Zoete Denken Zwijgend Zitting Houdt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Als ’t zoete denken zwijgend zitting houdt, Roep ik de erinring van ’t verleden voor, Zucht om zooveel waarvan ’t gemis mij rouwt,
Sonnet 31: Die ’K Dood Gewaand Heb, Al Die Harten Wonen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Die ’k dood gewaand heb, al die harten wonen In uwen boezem wonderbaar vereend, Daar is ’t, dat vriendschap en haar schoonheid tronen,
Sonnet 31: Uw Boezem Is De Rijkgevulde Haven
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Uw boezem is de rijkgevulde haven Waar alle harten zijn die ’k dood heb geacht. Daar heerschen liefde en alle liefde-gaven
Sonnet 32: Als Gij Dien Dag, Mij Welkom, Overleeft
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Als gij dien dag, mij welkom, overleeft, Dat Dood mijn dor gebeent’ met stof omhult, En bij geval deez’ regels overzweeft,
Sonnet 32: Zoo Gij De Wel-Gewenschte Dag Beleeft
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zoo gij de wel-gewenschte dag beleeft Als, stof in stof, ik viel voor de al-verwinnaar, En mooglijk nog een keer uw aandacht geeft
Sonnet 33: 'K Zag Dikwijls, Hoe De Glansrijke Ochtendstond
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
'k Zag dikwijls, hoe de glansrijke ochtendstond Met vriendlijk oog de kruin der bergen vleide, 't Valleigroen kuste met haar gulden mond,
Sonnet 33: ’K Zag Meen’Gen Morgen Fieren Glans Verspreiden
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’k Zag meen’gen morgen fieren glans verspreiden, Den bergtop aanzien met zijn vorstengunst, Met gouden kus groen scheppen op de weiden,
Sonnet 33: Hoe Meen’Ge Vroege Morgen Zag Ik Blij
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Hoe meen’ge vroege morgen zag ik blij Den bergtop streelen met zijn gouden hand, Met rozenlippen kuste hij de wei,
Sonnet 33: Hoe Heerlijk Zag Ik Vaak De Morgenstond
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe heerlijk zag ik vaak de morgenstond Met vorstlijk oog de bergespitsen streelend, Kussend de groene wei met gulden mond,
Sonnet 34: Waarom Hebt Gij Me Een Schoonen Dag Voorspeld
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Waarom hebt gij me een schoonen dag voorspeld, Mij zonder mantel heen doen gaan, geduld, Dat wolken me overvielen op het veld,
Sonnet 34: Waarom Mij Dan Zoo Schoone Dag Beloofd
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Waarom mij dan zoo schoone dag beloofd Zoodat ik zonder mantel trok op reis, Waar ’t zwart gewolkt zich uitstortte op mijn hoofd
Sonnet 35: O, Treur Niet Meer Om Wat Gij Hebt Gedaan!
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
O, treur niet meer om wat gij hebt gedaan! De roos heeft doornen, slijk de zilv’ren bron; In schoone knoppen treft men wormen aan;
Sonnet 35: Wees Niet Bedroefd Om Wat Gij Hebt Gedaan
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Wees niet bedroefd om wat gij hebt gedaan, De zilveren fontein werpt modder op. Wolk’ en eclipsen vlekken zon en maan,
Sonnet 35: Ween Langer Niet Om Wat Ge Hebt Misdaan
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Ween langer niet om wat ge hebt misdaan: Aan roos is doorn, uit bron welt modder op, Wolk en eklips verduistren zon en maan,
Sonnet 36: Dat Ik ’T Erkenne! Scheiden Moeten Wij
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Dat ik ’t erkenne! scheiden moeten wij, Al is ook onze liefde ondeelbaar één; Hoe zwaar de smaad, die op mij rust, ook zij,
Sonnet 36: Erkennen Wil Ik, Dat W’Een Tweeheid Zijn
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Erkennen wil ik, dat w’een tweeheid zijn, Al zijn in Liefde onverdeeld wij een, Zoo blijven al mijn eigen fouten mijn,
Sonnet 36: Erkenne Ik Dat Wij Twee Twee Moeten Zijn
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Erkenne ik dat wij twee twee moeten zijn, Al zijn onze onverdeelde liefden één. Zoo blijven dan mijn eigen vlekken mijn,
Sonnet 37: Zooals Een Vader Heil Smaakt, Die, Verstramd
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zooals een vader heil smaakt, die, verstramd, Zijn kind recht wakker ziet en vol van jeugd, Zoo schep ik, door ’t wangunstig lot verlamd,
Sonnet 37: Zooals Een Vader, Die, Zelf Afgeleefd
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Zooals een vader, die, zelf afgeleefd, Zijn kindren prijst om dartlen overmoed, Zoo roem, verlamd en door fortuin weerstreefd,
Sonnet 37: Zooals Een Kreupel Vader Zich Verheugt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zooals een kreupel vader zich verheugt In ’t dappre doen van zijn bedrijvig kind, Zoo ik, verlamd door ’t Lot, schep enkel vreugd
Sonnet 38: Hoe Kan ’T Mijn Muze Aan Dichtstof Ooit Ontbreken
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Hoe kan ’t mijn Muze aan dichtstof ooit ontbreken, Zoo lang gij ademt? stroomt dan niet in ’t lied Uw lieflijk leven over, en verbleeken
Sonnet 38: Hoe Kan ’T Mijn Muze Aan Stof Van Vinding Falen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe kan ’t mijn Muze aan stof van vinding falen Terwijl gij leeft, die in mijn verzen stort Uw inhoud, waar geen andre naar kan talen
Sonnet 39: Zing Ik Uw Waarde, Is Dit Wel Goed En Wijs?
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zing ik uw waarde, is dit wel goed en wijs? Zijt gij dan niet het beet’re deel van mij? Is ’t nuttig, prijslijk, zoo ’k mijzelven prijs?
Sonnet 39: Hoe Zal ’K Uw Waarde Naar Behooren Zingen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe zal ’k uw waarde naar behooren zingen Als ’k u met recht als mijn best deel benoem? Hoe kan ikzelf naar eigen lofspraak dingen
Sonnet 40: Neem, Die Ik Liefheb, Neem Die Allen, Vriend!
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Neem, die ik liefheb, neem die allen, vriend! Hebt gij dan meer dan gij reeds lang bezat? Meer liefde, die met recht dien naam verdient?
Sonnet 40: Neem Al Mijn Liefden, Lief, Ja Neem Ze Heel
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Neem al mijn liefden, lief, ja neem ze heel. Wat hebt ge dan, meer dan ge voormaals hadt? Geen liefde, lief, als ’t waar lief nu uw deel.
Sonnet 41: Die Kleine Zonden, Die Uw Overmoed
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Die kleine zonden, die uw overmoed, Als mij somtijds uw hart vergeet, begaat, Staan aan uw schoonheid en uw jonkheid goed;
Sonnet 41: Die Lieve Slechtheid Die Ge Uw Vrijheid Gunt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Die lieve slechtheid die ge uw vrijheid gunt Als ik soms voor een poos uw hart verlaat, Is zulke als jong en schoon ge ontschuldigen kunt,
Sonnet 42: Dat Gij Haar Hebt, Is Niet Alleen Mijn Smart
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Dat gij haar hebt, is niet alleen mijn smart, Hoewel ’k belijd, ik heb haar veel geliefd; Maar dat zij ù heeft, dit bezwaart mijn hart,
Sonnet 42: Dat Gij Haar Hebt Is Niet Mijn Heele Leed
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Dat gij haar hebt is niet mijn heele leed En toch heb ik haar hartlijk liefgehad. Dat zij u heeft is ’t ergste wat ik weet:
Sonnet 43: Luikt Slaap Mijn Oog, Dan Ziet Het Best; Den Luister
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Luikt slaap mijn oog, dan ziet het best; den luister Versmaadt het, waar de held’re dag meê praalt; Doch slaap ik, droomend ziet het u in ’t duister,
Sonnet 43: Wanneer Ik Sluimer Zien Mijn Oogen ’T Best
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wanneer ik sluimer zien mijn oogen ’t best, Want heel de dag zien ze onverschillige dingen. Maar als ik droom, dan zijn ze op u gevest,
Sonnet 44: Bestond Deez’ Logge Stofklomp Uit Gedachte
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Bestond deez’ logge stofklomp uit gedachte, Geen booze verte, die ’k niet overvloog. Ik ijlde, wàt mij te weerhonden trachtte,
Sonnet 44: Ware Die Logge Stof, Mijn Vleesch, Gedachte
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Ware die logge stof, mijn vleesch, gedachte, Dan schaadde mij geen afstand, maar ik ging: Door alle ruimten heen ware ik bij machte,
Sonnet 45: Maar Luchte Lucht En Lout’Rend Vuur, Zij Wijlen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Maar luchte lucht en lout’rend vuur, zij wijlen, Die beiden, wààr ik toeve, steeds bij u, Die als gedachte, deze als wensch; zij ijlen
Sonnet 45: Hun Weerpaar: Lichte Lucht En Loutrend Vuur
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hun weerpaar: lichte lucht en loutrend vuur Zoeken slechts u, ik mag dan zijn waar ’k wil. De eerste is mijn denken, ’t andre mijn natuur
Sonnet 46: Mijn Oog Strijdt Met Mijn Hart Op Dood En Leven
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Mijn oog strijdt met mijn hart op dood en leven, Wie recht heeft op ’t bezitten van uw beeld; Mijn oog wil ’t hart hierop geen aanspraak geven,
Sonnet 46: Mijn Oog En Hart Voeren Een Bittre Strijd
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mijn oog en hart voeren een bittre strijd Hoe zij de buit van u te zien verdeelen. Mijn oog zegt dat ge in ’t hart niet zichtbaar zijt,
Sonnet 47: Mijn Oog En Hart, Zij Sloten Een Verdrag
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Mijn oog en hart, zij sloten een verdrag En zijn nu tot elkanders hulp gereed; Versmacht het dorstig oog naar lonk of lach,
Sonnet 47: Mijn Hart Sloot Met Mijn Oogen Een Verdrag
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Mijn hart sloot met mijn oogen een verdrag, Elk deelt aan d’ander mede, wat hij heeft; Wanneer mijn oogen hongren naar een lach,
Sonnet 47: Tusschen Mijn Oog En Hart Is Nu Een Bond
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Tusschen mijn oog en hart is nu een bond En goede diensten doen zij nu elkaar: Als ’t oog mijn lief wil zien en hem niet vond
Sonnet 48: Wat Wijdde Ik, Bij ’T Op Reis Gaan, Vele Zorgen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wat wijdde ik, bij ’t op reis gaan, vele zorgen Aan have en goed! wat heb ik menig vod, Dat dieven uit kon lokken, goed geborgen,
Sonnet 48: Voorzichtig Berg Ik Op Mijn Verre Reis
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Voorzichtig berg ik op mijn verre reis Uwe robijnen in geheimen schrijn, Waar zij, voor mij van een zoo hoogen prijs,
Sonnet 48: Hoe Zorgzaam Was Ik Toen Mijn Reis Begon
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe zorgzaam was ik toen mijn reis begon Het minste ding in trouwst verstek te sluiten, Opdat ik ’t ongebruikt weer vinden kon
Sonnet 49: Komt Eens De Tijd, – Is Ooit De Tijd Zoo Wreed, –
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Komt eens de tijd, – is ooit de tijd zoo wreed, – Dat u het zien van mijn gebreken stuit, En, door koelzinnig reek’nen overreed,
Sonnet 49: Tegen Den Tijd, Wanneer Die Tijd Ooit Komt
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Tegen den tijd, wanneer die tijd ooit komt, Dat gij uw voorhoofd fronst om mijn tekort, Als liefde haar vermogen heeft besomd
Sonnet 49: Tegen Die Tijd, Wanneer Die Tijd Ooit Komt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Tegen die tijd, wanneer die tijd ooit komt, Als ’k u zal fronzen zien op mijn gebreken, Wanneer ge uw liefde voor het laatst besomt
Sonnet 50: O, Welk Een Reis! Hoe Zwaar Valt Mij De Weg
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
O, welk een reis! hoe zwaar valt mij de weg, Nu ik, hoewel het lichaam rust begeer’, Geen rust vind, maar na ied’ren dagrit zeg:
Sonnet 50: Hoe Lang Is Toch De Weg, Hoe Ver Mijn Reis
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Hoe lang is toch de weg, hoe ver mijn reis, Als wat in ’t eind mij wacht, gemak en rust, Ik slechts bereik tot den te hoogen prijs,
Sonnet 50: Hoe Moeizaam Is Het Vordren Op Mijn Weg
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe moeizaam is het vordren op mijn weg, Daar wat ik zoek, ’t eind van mijn reis, slechts dient Opdat ik, niet meer reizend, rustend zeg:
Sonnet 51: Mijn Paard Was Traag Bij ’T Gaan; Die Langzaamheid
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Mijn paard was traag bij ’t gaan; die langzaamheid Verschoon ik gaarne en prijs het dier veeleer; Want waartoe spoed, wanneer ik van u scheid?
Sonnet 51: Mijn Liefde Ontschuldt Aldus Het Trage Gaan
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mijn liefde ontschuldt aldus het trage gaan Van ’t logge dier waarop ik u ontvlood: Waarom zoo snel van waar gij bleeft vandaan?
Sonnet 52: ’K Ben Dus Een Rijkaard, Wien Zijn Sleutel Stil
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’k Ben dus een rijkaard, wien zijn sleutel stil Zijn weggesloten schat kan doen bespieden, Doch die niet daag’lijks hem aanschouwen wil,
Sonnet 52: ’K Ben Als Een Rijkaard Die Zijn Lieve Schat
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
’k Ben als een rijkaard die zijn lieve schat verheugd kan zien door ’t oopnen van een slot. Maar niet altijd, slechts zelden doet hij dat,
Sonnet 52: Als Rijkaard Ben ’K, Wiens Sleutel Naar Zijn Gril
William Shakespeare
shakespeare
P.C. Boutens
boutens
Als rijkaard ben ’k, wiens sleutel naar zijn gril Hem voor zijn heimelijken schat kan zetten, Dien hij niet ieder uur bespieden wil
Sonnet 53: Uit Welk Een Stof Riep U Natuur In ’T Leven
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Uit welk een stof riep u natuur in ’t leven, Dat duizenderlei schaduw u geleidt? Eén schaduw slechts kan ieder, ieder geven,
Sonnet 53: Wat Is Uw Grondstof, Waar Zijt Ge Uit Gekneed
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wat is uw grondstof, waar zijt ge uit gekneed, Dat duizend vreemde schimmen u omstrijken? Daar toch elk mensch één schim de zijne weet,
Sonnet 54: O Schoonheid, Hoeveel Schooner Blinkt Ge Nog
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
O Schoonheid, hoeveel schooner blinkt ge nog, Door 't sieraad, dat de trouw u slechts kan geven! De roos is schoon, maar schooner dunkt ze ons toch
Sonnet 54: O, Hoeveel Schooner Wordt De Schoonheid Toch
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
O, hoeveel schooner wordt de schoonheid toch, Als echte trouw haar hooger schoonheid geeft! De roos is schoon van kleur, maar schooner nog
Sonnet 54: De Schoonheid Schittert Met Verhoogden Glans
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
De schoonheid schittert met verhoogden glans, Tooit waarheids heldre diamant haar kroon, De roos is schoon, maar schooner is haar krans,
Sonnet 54: O Hoeveel Schooner Komt Ons Schoonheid Voor
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
O hoeveel schooner komt ons schoonheid voor Door dat zoet sieraad dat de waarheid geeft. De roos bekoort, maar meest door ’t toebehoor
Sonnet 55: Geen Marmerbeeld, Geen Vorst’Lijk Grafgesteent’
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Geen marmerbeeld, geen vorst’lijk grafgesteent’, Dat dit mijn machtig lofdicht overleeft, Dit lied, dat hooger roem en glans u leent,
Sonnet 55: Geen Marmer, Noch ’T Vergulde Monument
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Geen marmer, noch ’t vergulde monument Voor vorsten overleeft dit machtig rijm, Durender glans heb ik u ingeprent,
Sonnet 55: Niet Marmer, Noch ’T Vergulde Praalgesticht
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Niet marmer, noch ’t vergulde praalgesticht Van vorsten overleeft dit machtige rijm. Schittrender blinkt uw beeld in mijn gedicht
Sonnet 56: Vernieuw, O Zoete Liefde, Steeds Uw Kracht
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Vernieuw, o zoete liefde, steeds uw kracht; Duld niet, dat honger ooit beschaamd u maakt, Die heden wel door voedsel wordt verzacht,
Sonnet 56: Herwin Uw Kracht, Mijn Liefde, Dat Uw Snee
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Herwin uw kracht, mijn liefde, dat uw snee Niet botter zij dan die van hongers zwaard, Alleen verzadigd rust het in de schee,
Sonnet 56: Liefde, Vernieuw Uw Kracht; Tenzij Ge Wilt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Liefde, vernieuw uw kracht; tenzij ge wilt Dat uw sneê stomper wordt dan de eetlust placht, Die gistren wel door voedsel werd gestild
Sonnet 57: Ik Ben Uw Slaaf En Daarom Steeds Bereid
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ik ben uw slaaf en daarom steeds bereid Tot alles, waar gij mij bevel toe geeft, Een slaaf, die uw verlangen steeds verbeidt,
Sonnet 57: Wat Zou Ik Doen, Uw Slaaf Zijnde, Dan Letten
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wat zou ik doen, uw slaaf zijnde, dan letten Op tijden en seizoen van uw begeeren. Ik heb geen uren die ik hoef verzetten,
Sonnet 58: Dat Weer’ Die God, Die Tot Uw Slaaf Mij Maakte
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Dat weer’ die god, die tot uw slaaf mij maakte, Dat ik, wat ge in mijn afzijn ooit verricht, U vroeg, of in den geest uw doen bewaakte;
Sonnet 58: Verhoede ’T God Die Me Eerst Uw Dienaar Maakte
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Verhoede ’t God die me eerst uw dienaar maakte Dat ik uw vrijheid bond aan mijn gedachten, Of aan de reekning van uw uren raakte,
Sonnet 59: Is Niets Ooit Nieuw, Maar Is Al Wat Bestaat
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Is niets ooit nieuw, maar is al wat bestaat Reeds eer geweest, hoe kan ons brein zich plagen Met weer iets ouds te ontdekken, zonder baat
Sonnet 59: Zoo Er Niets Nieuws Bestaat, Maar Al Wat Is
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zoo er niets nieuws bestaat, maar al wat is Voorheen bestond, hoe ’s dan ons brein misleid, Dat, vinding barend, heel niet zeker is
Sonnet 60: Als Golven, Die Naar 'T Klipstrand Henensnellen
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
Als golven, die naar 't klipstrand henensnellen, Zoo haast elk uur zijn sterven in 't gemoet; Elk gaat zijn plaats voor volgende openstellen, -
Sonnet 60: Als Golf Op Golf Naar ’T Kiezelrijke Strand
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Als golf op golf naar ’t kiezelrijke strand, Zoo spoeden naar haar eind minuten voort; Elk dringt de vorige uit haar plaats, en spant
Sonnet 60: Zooals De Golven Naar Het Schelpige Strand
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zooals de golven naar het schelpige strand Zoo gaan onze uren haastend naar hun end. Wie voorgaat laat zijn plaats aan zijn verwant
Sonnet 61: Is Dat Uw Wil, Dat Staâg Mijn Oog U Ziet
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Is dat uw wil, dat staâg mijn oog u ziet, Geen slaap mij sterkt en traag de nacht verstrijkt? Is dat uw wensch, dat sluim’ring mij ontvliedt,
Sonnet 61: Is Het Uw Wil, Dat In Den Langen Nacht
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Is het uw wil, dat in den langen nacht Uw beeld mijn looden ooglid open houdt, Verlangt gij dat uw schaduw met mij lacht,
Sonnet 61: Is Het Uw Wil Dat Ik Mijn Vaakrige Oogen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Is het uw wil dat ik mijn vaakrige oogen Openhoud naar uw beeld de lange nacht? Wordt op uw wensch mijn sluimering gebroken
Sonnet 62: Wat Zondige Eigenliefde Heeft Mijn Oogen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wat zondige eigenliefde heeft mijn oogen, Geheel mijn ziel, mijn ik geheel besmet! Die zonde in mij te delgen, – ijdel pogen!
Sonnet 62: De Liefde Tot Mijzelf Bezit Mijn Oogen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
De liefde tot mijzelf bezit mijn oogen, Bezit mijn ziel, waar ze alle heeling tart, Want op die zonde heeft geen macht vermogen,
Sonnet 63: Waan Niet, Dat Gij De Hand Des Tijds Weerstaat
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Waan niet, dat gij de hand des Tijds weerstaat, Ach, vriend! zoo min als ik; eens zullen zorgen Ook u haar voren groeven op ’t gelaat,
Sonnet 63: Voordat Mijn Lief Zal Zijn, Gelijk Ik Thans
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Voordat mijn lief zal zijn, gelijk ik thans, Door Tijds schennende hand vermoeid, ontwricht, Als de uren zijn bloed tapten, door de glans
Sonnet 64: Zie Ik, Hoe Fel De Hand Des Tijds De Pracht
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zie ik, hoe fel de hand des Tijds de pracht En praal verdierf van lang begraven tijd, Hoe trotsche torens zijn ten val gebracht,
Sonnet 64: Wanneer Ik Zag Door Tijds Hand Fel Gegrepen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wanneer ik zag door Tijds hand fel gegrepen Trotsch-rijke pronk van moe begraven eeuw, En trotsche torens tot de grond geslepen,
Sonnet 65: Moet Staal En Steen, En Aarde En Zee Vergaan
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
Moet staal en steen, en aarde en zee vergaan, En velt verganklijkheid het alles neder, Hoe, schoonheid, zult ge in zulk een strijd bestaan,
Sonnet 65: Zoo Brons En Steen En Aarde En Oceaan
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zoo brons en steen en aarde en oceaan Moet bukken voor des Tijds vernielingsmacht, Hoe zal zijn woede schoonheid wederstaan,
Sonnet 65: Als Erts, Nog Rots, Noch Aard, Noch Wijde Zee
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Als erts, nog rots, noch aard, noch wijde zee, De wijde weegschaal houden tegen sterflijkheid, Dan telt gewicht van schoonheid niet meer mee,
Sonnet 65: Sinds Erts Niet Is, Steen, Land Noch Oceaan
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Sinds erts niet is, steen, land noch oceaan, Of droeve sterflijkheid verslaat hun roem, Hoe zal voor haar geweld schoonheid bestaan,
Sonnet 66: Dit Alles Moe, Schrei 'K Om De Rust Van 'T Graf!
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
Dit alles moe, schrei 'k om de rust van 't graf! - Verdienste als beedlares te zien geboren, En armlijk Niets versierd met kroon en staf,
Sonnet 66: Dit Alles Moe, Verlang Ik De Eeuw’Ge Rust
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Dit alles moe, verlang ik de eeuw’ge rust; Verdienste zie ik bedelarm en naakt, ’t Nietswaardig niets omringd van weelde en lust,
Sonnet 66: Vermoeid Van Wat Ik Zag Roep Ik Om Dood
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Vermoeid van wat ik zag roep ik om Dood, Zooals een beedlaar om ’t verdiende loon; En ’t arme Niets geverfd met jolig rood,
Sonnet 66: Moe Van Al Dit, Bid Ik De Dood Om Rust
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Moe van al dit, bid ik de dood om rust: Dat ik verdienste zien moet, arm geboren, En nietig niets dat zich in pronk verlust,
Sonnet 67: Ach, Waarom Moest Hij In Deez’ Smetlucht Leven
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ach, waarom moest hij in deez’ smetlucht leven En siert zijn bijzijn godd’loos doen? waarom Mag zonde zich door hem nu aanzien geven
Sonnet 67: Ach, Waarom Leeft Hij Waar Hem ’T Kwaad Bevlekt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Ach, waarom leeft hij waar hem ’t kwaad bevlekt En nog op zijn nabijheid groot zal gaan, Waar zonde voordeel uit zijn bijzijn trekt
Sonnet 68: Zoo Is Hij Ons Een Beeld Uit Beter Dagen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zoo is hij ons een beeld uit beter dagen, Toen schoonheid leefde en stierf als bloemen thans, Eer schoonheids basterdteeken werd gedragen,
Sonnet 68: Zoo Is Zijn Wang De Kaart Van Vroeger Jaren
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zoo is zijn wang de kaart van vroeger jaren Toen schoonheid leefde en stierf als bloem en ooft, Aleer hier schoonheids basterdteekens waren
Sonnet 69: ’T Is Schoon, Wat ’S Werelds Oog Steeds Van U Ziet
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’t Is schoon, wat ’s werelds oog steeds van u ziet, Geen menschenziel, die ’t ooit zich schooner denkt; En ieders tong, de tolk der ziele, biedt
Sonnet 69: Dat Deel Van U Dat Men Kan Zien Van Buiten
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Dat deel van u dat men kan zien van buiten Heeft niets waarvan het hart verandring eischt. Geen tongen, stem van zielen, die ’t niet uiten
Sonnet 70: Werpt Men Een Blaam Op U, Het Dere U Niet
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Werpt men een blaam op u, het dere u niet; Naar ’t schoonste strekt de laster ’t eerst de klauw; Verdenking is ’t, die schoonheid luister biedt.
Sonnet 70: Dat Men U Blaamt Beduidt Voor U Geen Smaad
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Dat men u blaamt beduidt voor u geen smaad, Schoonheid wekt immer ’t lasterlijk gerucht, Verdenking is vanzelf schoonheids sieraad:
Sonnet 71: Treur, Als Ik Sterf, Niet Langer Om Mijn Dood
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Treur, als ik sterf, niet langer om mijn dood, Dan ’t klokgebom, met doffen, droeven toon, Aan de aard verkondigt, dat ik al haar nood
Sonnet 71: Wanneer Ik Dood Zal Zijn, Rouw Langer Niet
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wanneer ik dood zal zijn, rouw langer niet Dan ge de kerkklok hoort, met doffe toon, De wereld kond doen dat ik haar verliet,
Sonnet 72: Opdat De Wereld U Niet Lastig Zij
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Opdat de wereld u niet lastig zij En afvraag, wààrom gij mij liefde gunt, Zelfs na mijn dood, – vergeet mij, vriend! in mij
Sonnet 72: O Lief, Opdat De Weerld U Niet Zal Vragen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
O lief, opdat de weerld u niet zal vragen Te zeggen wat verdienste ik had, dat gij Mij na mijn dood nog liefde toe kunt dragen, –
Sonnet 73: Dat Jaartij Ziet Ge In Mij, Waarin De Wind
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Dat jaartij ziet ge in mij, waarin de wind Zijn spel drijft met het gele loof, de twijgen Van koude rillen, en ge een bouwval vindt,
Sonnet 73: Gij Ziet In Mij Dien Droeven Tijd Van Rouw
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Gij ziet in mij dien droeven tijd van rouw, Dat weinig geele bladeren of geen Hang’ aan de takken, bevend van de kou,
Sonnet 73: Die Tijd Van ’T Jaar Is Nu In Mij Verbeeld
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Die tijd van ’t jaar is nu in mij verbeeld Als blaadren, geel of geen of weinig, hangen Aan takken die de koude wind bespeelt,
Sonnet 74: Doch Wees Getroost! Wanneer Dat Streng Gericht
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Doch wees getroost! Wanneer dat streng gericht, Waar geen beroep van is, van hier mij drijft, Dan leeft een deel van mij in dit gedicht,
Sonnet 74: Maar Klaag Des Niet: Als ’T Vonnis Is Geveld
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Maar klaag des niet: als ’t vonnis is geveld Dat borgtocht afwijst en mij vóór zich drijft, Dan wordt mijn leven door dit vers gemeld
Sonnet 75: Gij Zijt Mijn Ziel, Wat Brood Is Voor Het Leven
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Gij zijt mijn ziel, wat brood is voor het leven, Wat warme regens zijn voor ’t dorstig veld; En uw bezit verwekt mij vrees en beven,
Sonnet 75: Gij Zijt Voor Mijn Gedachten Levend Brood
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Gij zijt voor mijn gedachten levend brood, Een geurenzwangre bui voor d’open grond En om uw vrede wordt mijn onvree groot
Sonnet 75: Zoo Zijt Gij Voor Mijn Geest Als Brood Voor ’T Leven
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zoo zijt gij voor mijn geest als brood voor ’t leven Of zachte regenvlagen voor de grond. Om uwentwil leef ik in vrees en beven
Sonnet 76: Waarom Versmaad Ik, Mijn Eenvoudig Lied
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Waarom versmaad ik, mijn eenvoudig lied Met telkens and’re vonden op te smukken? Waarom beproef ik, velen volgend, niet,
Sonnet 76: Waarom Verkondt Mijn Vers Geen Nieuwen Roem
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Waarom verkondt mijn vers geen nieuwen roem, En zing ik niet in nieuwe maat uw prijs, Waarom herhaal ik steeds, als ik u noem
Sonnet 76: Hoe Komt Het Dat Mijn Vers Geen Nieuwe Praal
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe komt het dat mijn vers geen nieuwe praal, Geen wisseling of andersheid gehengt? Dat ik niet meega met de tijd, noch taal
Sonnet 77: Uw Spiegel Toont U, Hoe Uw Schoon Vergaat
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Uw spiegel toont u, hoe uw schoon vergaat, Uw zonnewijzer, hoe uw tijd zich spoedt; En bij deez’ leêge bladen vindt gij baat,
Sonnet 77: Uw Spiegel Zegt U, Dat Uw Schoon Verslijt
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Uw spiegel zegt u, dat uw schoon verslijt, Uw zonnewijzer, dat uw tijd vergaat, Dit blad beschrijft u, hoe uw geest gedijt
Sonnet 77: Uw Spiegel Toont U Wat Uw Schoonheid Vreest
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Uw spiegel toont u wat uw schoonheid vreest, Uw klok hoe snel uw kostbare uren gaan, Het wit papier wacht de afdruk van uw geest
Sonnet 78: Zoo Vaak Riep Ik Als Mijne Muze U Aan
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zoo vaak riep ik als mijne Muze u aan, En zoo bezielend was voor mij uw gunst, Dat elk thans doet, wat ik steeds heb gedaan,
Sonnet 78: Ik Heb Zoo Vaak U Als Mijn Muze Aanbeden
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Ik heb zoo vaak u als mijn Muze aanbeden En vond zoo kostbre hulp voor mijn gedicht Dat alle ons vreemde pennen ook zoo deden
Sonnet 79: Toen Mij Alleen Uw Hulp Werd Toegestaan
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Toen mij alleen uw hulp werd toegestaan Had mijn vers enkel uw bekoorlijkheid. Maar thans is zijn bevallige gang vergaan,
Sonnet 80: Wat Ben Ik, Als Ik Van U Zing, Versaagd
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wat ben ik, als ik van u zing, versaagd, Daar thans een grooter geest uw naam verheft, Met stoute vlucht dien tot de sterren draagt,
Sonnet 80: Hoe Flauwt Mijn Kracht Wanneer Van U Ik Schrijf
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe flauwt mijn kracht wanneer van u ik schrijf: Een beetre geest bedient zich van uw naam En die te loven is zijn heel bedrijf.
Sonnet 81: ’T Zij Ik Eenmaal Uw Grafschrift U Zal Schrijven
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’t Zij ik eenmaal uw grafschrift u zal schrijven, ’t Zij gij ’t beleeft, dat ik tot stof verga, Gij zult, den dood ten trots, op aarde blijven,
Sonnet 81: Hetzij Mijn Moede Pen Uw Grafschrift Schrijft
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Hetzij mijn moede pen uw grafschrift schrijft, Hetzij gij leeft, als dood mij achterhaalt, Weet, dat geen dood uw heugenis verdrijft,
Sonnet 81: Of Ik Zal Leven En Uw Grafschrift Schrijven
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Of ik zal leven en uw grafschrift schrijven, Of gij blijft na wanneer ik rot in de aard. De dood zal uw gedachtnis niet verdrijven
Sonnet 82: Gij Hebt, ’T Is Waar, Mijn Muze Nooit Getrouwd
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Gij hebt, ’t is waar, mijn Muze nooit getrouwd, En ontrouw pleegt gij niet, wanneer de woorden, Waarmede elk dichter uw verdienste ontvouwt
Sonnet 82: Gij Hebt Mijn Muze Niet Gehuwd, En Moogt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Gij hebt mijn Muze niet gehuwd, en moogt Dus zonder misdrijf op de woorden letten Van de opdracht waarmee meenge schrijver poogt
Sonnet 83: ’K Zag Nooit, Dat Gij Blanketsel Noodig Hadt
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’k Zag nooit, dat gij blanketsel noodig hadt, En kleurde dies uw schoon nooit op; te groot Heb ik uw rijkdom steeds geacht, dan dat
Sonnet 83: Ik Merkte Nimmer Dat Gij Verf Behoefde
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Ik merkte nimmer dat gij verf behoefde En leende daarom aan uw schoon geen verf, Ik vond, of dacht ik vond, dat ge overtroefde
Sonnet 84: Roemt Een U Meer Dan Ik? Wat Overtreft
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Roemt een u meer dan ik? Wat overtreft Mijn lof: „Gij zijt uzelf en niemand meer”? Omvat dit woord niet uw waardij? verheft
Sonnet 84: Wie Zegt Ooit Meer En Wat Kan Meer Gezegd
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wie zegt ooit meer en wat kan meer gezegd Dan dit rijk woord dat gij alleen zijt gij? In welks omgrenzing ’t beeld is weggelegd
Sonnet 85: Bescheiden, Stil, Staat Mijne Muze, En Zwijgt
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Bescheiden, stil, staat mijne Muze, en zwijgt, Terwijl uw lof, door lied op lied gevierd, Op gulden wieken hoog en hooger stijgt,
Sonnet 85: Mijn Muze Is Stom En Houdt Haar Oogen Neer
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mijn Muze is stom en houdt haar oogen neer, Terwijl loftuitingen in rijk verhaal Hun wezen kond doen met een gouden veer
Sonnet 86: Heeft Het Gezwollen Zeil Van Zijne Zangen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Heeft het gezwollen zeil van zijne zangen, Koers zettend naar den hoogsten prijs, naar u, De kind’ren van mijn brein door schrik bevangen,
Sonnet 86: Was ’T Het Trots Zwellend Zeil Van Zijn Groot Vers
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Was ’t het trots zwellend zeil van zijn groot vers, Uit op de buit van uw onschatbre Zelf, Dat mijn gedachten, rijp maar vallens-wers,
Sonnet 87: Vaarwel! Te Groote Schat Zijt Gij Voor Mij!
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Vaarwel! te groote schat zijt gij voor mij! En zeker kent gij thans uw eigen waarde; Het voorrecht uwer waarde spreekt u vrij;
Sonnet 87: Vaarwel! Uw Waarde Zelf Vergt Onze Scheiding
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Vaarwel! uw waarde zelf vergt onze scheiding En zonder twijfel weet ge wat u past. Het handvest van uw deugd gunt u bevrijding,
Sonnet 88: Drijft U Een Luim Ooit Aan, Dat Gij Mij Smaadt
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Drijft u een luim ooit aan, dat gij mij smaadt, Op mijn verdienste uw hekelpijlen richt, Dan wil ’k mijzelf bestrijden, u ten baat,
Sonnet 88: Als Ge Geneigd Zult Zijn Mij Scherp Te Rechten
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Als ge geneigd zult zijn mij scherp te rechten En mijn verdienste smadelijk bestrijdt, Zal ’k aan uw zij tegen mijzelve vechten,
Sonnet 89: Toen Ik Alleen Nog Smeekte Om Uwe Gunst
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Toen ik alleen nog smeekte om uwe gunst, Leefde al uw lieflijkheid in mijne zangen; Doch thans ontweek die lieflijkheid mijn kunst,
Sonnet 89: Verklaar, Dat Ik Mijn Trouw Aan U Verzaakte
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Verklaar, dat ik mijn trouw aan u verzaakte, En ik bewijs, dat ik u heb beleedigd; Noem mij verlamd, en ’k loop als een geraakte,
Sonnet 89: Noem Mij Een Feil Waaraan ’K Uw Onwil Dank
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Noem mij een feil waaraan ’k uw onwil dank En die verkeerdheid zal ik aanstonds beëedigen. Spreek van mijn lamheid: ik ga daadlijk mank,
Sonnet 90: Zoo Haat Mij, Als Gij Wilt; Zoo Ooit, Dan Nu
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zoo haat mij, als gij wilt; zoo ooit, dan nu, Nu ’t menschdom mij met slag op slag wil slaan; Geef mede, nu mij ’t onheil jaagt, een duw,
Sonnet 90: Zoo Haat Mij, Als Gij Wilt, Maar Dan Ook Nu
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Zoo haat mij, als gij wilt, maar dan ook nu, Nu d’ijdle wereld dwarsboomt wat ik doe. Span samen met fortuin, wees gij de stuw,
Sonnet 90: Haat Me Dan Als Ge Wilt, Zoo Ooit, Dan Nu
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Haat me dan als ge wilt, zoo ooit, dan nu, Nu, daar de wereld toch me al tegen is. Geef, nu het lot mij stoot, mij nog een duw
Sonnet 91: Deez’ Stoft Op Zijn Geboort’, Die Op Zijn Geld
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Deez’ stoft op zijn geboort’, die op zijn geld, Deze op zijn kunst, die op zijn lichaamskracht, Deze op zijn kleed’ren, schoon het snit hem knelt,
Sonnet 91: Eén Roemt Op Edle Afkomst, Een Op Geest
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Eén roemt op edle afkomst, een op geest, Eén zwelgt in rijkdom, één in lichaamskracht, Eén lokt een schoon gewaad voor ’t late feest,
Sonnet 91: De Een Pocht Op Zijn Geboorte, Op Kunde Die
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
De een pocht op zijn geboorte, op kunde die, De een op zijn rijkdom, de andere op zijn kracht, Deze op zijn paard, gene op zijn venerie,
Sonnet 92: Doch Doe Het Ergste Wat Gij Kunt: Ontvlied!
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Doch doe het ergste wat gij kunt: ontvlied! Gij blijft de mijne toch voor heel mijn leven; Mijn leven overleeft uw liefde niet,
Sonnet 92: Doe Wat Ge Moogt Opdat Ge Uw Vriend Ontvliedt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Doe wat ge moogt opdat ge uw vriend ontvliedt, Ge blijft de mijne tot de rand van ’t graf. Langer dan gij me liefhebt leef ik niet,
Sonnet 93: Ja, ’K Waar’, Zoo Ik Ten Onrecht Trouw U Acht
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ja, ’k waar’, zoo ik ten onrecht trouw u acht, Als een bedrogen gade; ’t lief gelaat Scheen wis mij liefdrijk nog, uw blikken dacht
Sonnet 93: Zoo Zal Ik Leven En U Niet Verdenken
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zoo zal ik leven en u niet verdenken, Als een bedrogen echtvriend; liefde toont Zich eender en geen ontrouw zal mij krenken;
Sonnet 94: Wie Macht Heeft Om Te Schaden En ’T Niet Wil
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wie macht heeft om te schaden en ’t niet wil, Niet doet, wat hij het meest vermoeden laat, Wie and’ren roert, doch zelf steenkoud en stil,
Sonnet 94: Zij Die Kwaad Kunnen Doen En Doen Er Geen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zij die kwaad kunnen doen en doen er geen, Zij die niet doen wat me’ eerst van hen verbeidt, Andren bewegend zelve zijn als steen,
Sonnet 95: Hoe Lieflijk En Hoe Zoet Maakt Gij De Schande
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Hoe lieflijk en hoe zoet maakt gij de schande, Die, even als de worm een roosjen schaadt, Het reine waas uws jongen roems verbande!
Sonnet 95: Hoe Zoet En Lieflijk Maakt Ge Zelfs De Schande
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe zoet en lieflijk maakt ge zelfs de schande Die als een kanker in een geurige roos De bloemknop van uw naam vlekkig bebrandde.
Sonnet 96: Deez’ Zegt: „Uw Feil Is Jeugd”; Die „Overmoed”
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Deez’ zegt: „uw feil is jeugd”; die „overmoed”; Die weer: „uw schoon is jeugd en dartelheid”; Maar jong en oud: „èn feil èn schoon staan goed”;
Sonnet 96: De Een Zegt: Uw Fout Is Deugd Of Lichte Zin
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
De een zegt: uw fout is deugd of lichte zin, De ander: uw deugd is jeugd en speelsche geest. Maar deugd of fout, men mint u niettemin,
Sonnet 97: Wat Scheen ’T Mij Wintertijd, Toen ’K Ver Van U
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wat scheen ’t mij wintertijd, toen ’k ver van u Moest toeven, o mijn lust in ’t vluchtig leven! Wat neep de vorst, de zon verschool zich schuw,
Sonnet 97: Als Barre Winter Was Uw Afzijn Mij
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Als barre winter was uw afzijn mij, Gij zoete vreugd van het vervliegend jaar, Van kou verstijfd doorliep ’k een woestenij,
Sonnet 97: Hoe Wintersch Is Mijn Wegzijn Mij Geweest
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe wintersch is mijn wegzijn mij geweest Van u, de vreugde van het vluchtige jaar. Wat kilheid, wat een donker in mijn geest,
Sonnet 98: Van U Was Ik Afwezig In De Lente
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Van u was ik afwezig in de lente Toen bont-getooide April, sierlijk gekleed, Een spoor van jeugd in alle dingen prentte,
Sonnet 99: ’T Viooltjen Gispte Ik Dus Om Dart’Len Moed
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’t Viooltjen gispte ik dus om dart’len moed „Ei, diefjen! zeg, van waar dien zoeten geur, Zoo niet van ’s liefsten mond? die purpergloed
Sonnet 99: ’T Vroege Viooltje Heb Ik Dus Geblaamd
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
’t Vroege viooltje heb ik dus geblaamd: Vanwaar staalt, zoete dief, ge uw zoet dat geurt, Zoo niet van mijn liefs aêm? De purpren schaamt
Sonnet 100: Waar Dwaalt Ge Toch, O Muze, Die Zoo Lang
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
Waar dwaalt ge toch, o Muze, die zoo lang Het voorwerp van uw glorie kunt verzaken? Of spilt ge uw geestdrift aan onheilgen zang,
Sonnet 100: Waar Toeft Gij, Muze, Dat Gij Reeds Zoo Lang
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Waar toeft gij, Muze, dat gij reeds zoo lang Niet zingt van dat, wat al uw macht u gaf? Verspilt ge uw vuur in waardeloos gezang
Sonnet 100: Waar Zijt Gij, Muze, Die Uw Taak Verliet
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Waar zijt gij, Muze, die uw taak verliet En spreekt niet meer van de oorsprong van uw kracht? Besteedt ge uw geestdrift aan een waardloos lied?
Sonnet 101: Hoe, Trage Muze, Maakt Ge Uw Zwijgen Goed
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Hoe, trage Muze, maakt ge uw zwijgen goed Bij ’t zien, hoe trouw het schoon doordringt en verft? Die twee beheerscht mijn vriend als vorst; zoo doet
Sonnet 101: O Trage Muze, Hoor Nog Eens Mijn Grief
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
O trage Muze, hoor nog eens mijn grief: De waarheid mijdt ge als haar de schoonheid verft. Waarheid en schoonheid volgen uit mijn lief.
Sonnet 102: Mijn Liefde, Al Schijn’ Zij Zwakker, Won In Kracht
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Mijn liefde, al schijn’ zij zwakker, won in kracht; Ze is niet verminderd, schoon zij minder toon’; Die liefde wordt geveild, ter markt gebracht,
Sonnet 102: Mijn Liefde Groeit, Al Is Mijn Zang Verstomd
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Mijn liefde groeit, al is mijn zang verstomd, Niet minder heb ik lief, al zwijg ik stil, Die liefde is gekocht, die onvermomd,
Sonnet 102: Mijn Liefde Is Sterker, Schoon Zij Zwak Gebaarde
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mijn liefde is sterker, schoon zij zwak gebaarde, Zij is niet minder, schoon zij ’t minder meldt. Die liefde is koopwaar, wier geprezen waarde
Sonnet 103: Hoe Nietig Is ’T, Wat U Mijn Muze Wijdt
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Hoe nietig is ’t, wat u mijn Muze wijdt, Terwijl zij op zoo rijke stof kan bogen! Veel schooner toch zijt gij zooals gij zijt,
Sonnet 103: Helaas, Wat Armoe Brengt Mijn Muze Voort
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Helaas, wat armoe brengt mijn Muze voort, Dat ondanks zooveel ruimte om zich te vieren, Het onderwerp alleen veel meer bekoort
Sonnet 104: Mij, Dierb’Re Vriend, Mij Wordt Gij Nimmer Oud
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Mij, dierb’re vriend, mij wordt gij nimmer oud; Mij schijnt in ’t minst uw schoonheid niet verdoofd Sinds de’ eersten blik. Drie winters hebben ’t woud
Sonnet 104: Voor Mij, Mijn Schoone Vriend, Wordt Ge Niet Oud
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Voor mij, mijn schoone vriend, wordt ge niet oud. Zooals ze was toen ik het eerst u zag Is nog uw schoonheid. ’t Jaar werd driemaal koud,
Sonnet 105: O, Acht Mijn Liefde Geen Afgoderij
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
O, acht mijn liefde geen afgoderij, Mijn dierb’ren vriend geen afgod, wijl ik één, Eénzelfde loflied steeds en steeds hem wij,
Sonnet 105: ’T Was Leugen, Toen Ik Vroeger Dichtte, Dat
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’t Was leugen, toen ik vroeger dichtte, dat Ik nimmer inniger u kon beminnen; Mijn geest had toen, – hoe kon ’t ook? – niet gevat,
Sonnet 105: Houd Niet Mijn Liefde Voor Afgoderij
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Houd niet mijn liefde voor afgoderij Noch mijn beminde voor een afgodsbeeld, Alleen omdat ik heel mijn hulde wij
Sonnet 106: Als Mij Kronieken Van Den Ouden Tijd
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Als mij kronieken van den ouden tijd De schoonheid harer helden doen aanschouwen, Den glans, die ’t oude rijm tot lofdicht wijdt
Sonnet 106: Als In Kronieken Van Vergane Tijd
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Als in kronieken van vergane tijd Ik schoonste personages zie beschreven, En schoon oud rijm de schoonheid toegewijd
Sonnet 107: Noch Eigen Angst, Noch ’T Onheilspellend Woord
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Noch eigen angst, noch ’t onheilspellend woord Van toekomstdroomers op het wereldrond, Heeft mijner liefde vastheid ooit verstoord,
Sonnet 107: Mijn Eigen Vreezen Noch ’T Profetisch Hart
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mijn eigen vreezen noch ’t profetisch hart Der wijde wereld, droomend van wat komt, Bepalen ’t einde dat mijn liefde mart,
Sonnet 108: Kan ’T Brein Iets Denken, Inkt Iets Openbaren
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Kan ’t brein iets denken, inkt iets openbaren, Dat niet mijn echte trouw van u reeds schreef? Kan ik op een’ge nieuwe wijs verklaren,
Sonnet 108: Wat Is Er In Mijn Brein Dat Inkt Mag Teeknen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wat is er in mijn brein dat inkt mag teeknen Dat u niet reeds mijn trouwheid heeft beduid? Wat is er nieuws te zeggen of te reeknen
Sonnet 109: O Zeg Toch Nooit, Dat 'K Ontrouw Ben Van Hart
William Shakespeare
shakespeare
Abraham Seyne Kok
kok
O zeg toch nooit, dat 'k ontrouw ben van hart, Schijnt 't afzijn ook mijn boezemgloed te koelen; Veel eer, dat 'k aan mij-zelf voortvlugtig werd,
Sonnet 109: O, Noem Mij Nooit Ontrouw Van Hart, Al Scheen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
O, noem mij nooit ontrouw van hart, al scheen Mijn gloed door ’t afzijn doffer of gebluscht! Veel eerder vluchtte ik van mijzelven heen,
Sonnet 109: Geloof Toch Niet Aan Valschheid Van Mijn Hart
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Geloof toch niet aan valschheid van mijn hart, Hoewel mijn vèaarzijn u met twijfel pijnt, Neen, eerder zij mijn eigen ziel verstard,
Sonnet 109: O Noem Mij Nimmer Ongetrouw Van Aard
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
O noem mij nimmer ongetrouw van aard, Al dempte in schim de afwezigheid mijn gloed. Niet lichter word ik van mijzelf ontpaard
Sonnet 110: ’T Is Waar, ’K Heb Veel Gedwaald, Mij Aangesteld
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’t Is waar, ’k heb veel gedwaald, mij aangesteld Als droeg ik ’t narrenpak, en roek’loos wondde Ik zelf mijn ziel; ’k heb ’t hoogste niets geteld,
Sonnet 110: Helaas, ’T Is Waar, Ik Liep Mijn Dwaze Loop
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Helaas, ’t is waar, ik liep mijn dwaze loop, Maakte mijzelf tot een veelkleurige zot, Bedierf mijn geest, hief ’t kostlijkste te koop,
Sonnet 111: O, Wraak Om Mij De Lotsgodin; Want Zij
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
O, wraak om mij de Lotsgodin; want zij Is schuldig aan de schuld, die ge in mij wraakt; Zij stiet mij hulp’loos in de maatschappij,
Sonnet 111: Ach, Hadt Ge Mij Niet, Maar Fortuin Bekeven
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Ach, hadt ge mij niet, maar Fortuin bekeven, Godin wier schuld ik door mijn daden boet. Ik wijt het enkel haar dat in mijn leven
Sonnet 112: Uw Liefde En Deernis Dooven Mij Den Smaad
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Uw liefde en deernis dooven mij den smaad, Door volksgerel op ’t voorhoofd mij geprent; Geen oordeel dat mij deert, als gij mijn kwaad
Sonnet 112: Uw Liefde En Meelij Nemen De Indruk Weg
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Uw liefde en meelij nemen de indruk weg Die ’t laag gepraat me op ’t voorhoofd heeft geprent. Wat deert of baat me ’t goed of kwaad gezel
Sonnet 113: ’K Zie Met Den Geest, Sinds Wij Gescheiden Zijn
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’k Zie met den geest, sinds wij gescheiden zijn; En ’t oog, dat bij het gaan mijn schreden richt, Is blind ten deele; al zie het ook in schijn,
Sonnet 113: Sinds Ik U Liet, Zie ’K Enkel Met Mijn Geest
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Sinds ik u liet, zie ’k enkel met mijn geest, En ’t oog dat mijn bewegingen beschikt Is deels aanwezig en is deels geweest,
Sonnet 114: Of Heeft Wellicht Mijn Geest, Met U Gekroond
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Of heeft wellicht mijn geest, met u gekroond, ’t Vergif der vorsten, vleierij, gedronken? Of is ’t waarachtig, wat mijn oog mij toont,
Sonnet 114: Zal ’K Zeggen Dat Mijn Geest, Met U Gekroond
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zal ’k zeggen dat mijn geest, met u gekroond, Die pest van vorsten drinkt, die vleiersgunst? Of zeg ik dat mijn oog de waarheid toont
Sonnet 115: Die Regels Logen Die Ik Eertijds Pende
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Die regels logen die ik eertijds pende, Die waar ik zei: mijn liefde kan niet groeien. Maar ’t was omdat ik toen geen reden kende
Sonnet 116: Bij De’ Echt Van Trouwe Zielen Spreek’ Men Niet
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Bij de’ echt van trouwe zielen spreek’ men niet Van hindernissen. Die liefde is geen liefde, Die mindert, als zij de’ een’ vermind’ren ziet,
Sonnet 116: Volkomen Is Der Edlen Zielen Bond
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Volkomen is der edlen zielen bond, Liefd’ is geen liefde, zoo zij weer verdwijnt, Waar zij voor zich veranderingen vond,
Sonnet 116: In ’T Huwlijk Waarmee Geest Aan Geest Zich Bindt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
In ’t huwlijk waarmee geest aan geest zich bindt Duld ik geen stoornis. Liefde is liefde niet, Die zelf verkoelt waar ze verkoeling vindt,
Sonnet 117: Ja, Klaag Mij Aan, Dat Ver Bij Uwen Schat
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ja, klaag mij aan, dat ver bij uwen schat Van gunsten mijn erkent’nis achterstond, Dat ik den dank en ’t dienstbetoon vergat,
Sonnet 117: Beschuldig Mij Dan, Dat Ik Heb Verkwist
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Beschuldig mij dan, dat ik heb verkwist, Waarmee ik uwe gift vergoeden kon, Vergat, dat gij m’uw liefde niet betwist,
Sonnet 117: Klaag Me Aldus Aan: Dat Ik Verzuimde Al Wat
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Klaag me aldus aan: dat ik verzuimde al wat Vergoeden mocht wat ik door u heb geïnd, Dat ik de aanbieding van mijn dienst vergat
Sonnet 118: Zooals Wij, Om Onze’ Eetlust Aan Te Prikk’Len
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zooals wij, om onze’ eetlust aan te prikk’len, ’t Gehemelt’ tergen met veel scherpe zaken, Of, wijl zich stil een ziekte kan ontwikk’len,
Sonnet 118: Zooals Wij Soms, Opdat We Onze Eetlust Prikkelen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zooals wij soms, opdat we onze eetlust prikkelen, Met scherpe kruiden ons verhemelt pijnigen, Of, opdat ziekten zich niet stil ontwikkelen,
Sonnet 119: Hoeveel Sirenentranen Dronk Ik Reeds
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Hoeveel Sirenentranen dronk ik reeds, Gestookt in kolven, hellezwart van binnen, Bij ’t hopen bang, bij angsten hopend steeds,
Sonnet 119: Wat Dranken Dronk Ik Van Sirenentranen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wat dranken dronk ik van Sirenentranen, Gekookt in kolven, zwart als hel vanbinnen: Bij wanen hopen en bij hopen wanen,
Sonnet 120: Thans Doet Mij Goed, Dat Ge Eenmaal Liefd’Loos Waart
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Thans doet mij goed, dat ge eenmaal liefd’loos waart; En zonder ’t leed, dat gij mij lijden deedt, Bezweek ik thans, door mijne schuld bezwaard,
Sonnet 120: Dat Ge Eens Ongoed Waart Komt Mij Nu Te Goed
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Dat ge eens ongoed waart komt mij nu te goed, En om het lijden van die ééne maal Buk ik al diepst onder mijn booze moed.
Sonnet 121: ’T Is Beter, Boos Te Zijn Dan Boos Te Heeten
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’t Is beter, boos te zijn dan boos te heeten, Als ’t niet boos zijn de blaam niet kan ontgaan Van hen, die ons genot, naar ons geweten
Sonnet 121: ’T Is Beter Slecht Zijn Dan Als Slecht Verdacht
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
’t Is beter slecht zijn dan als slecht verdacht Waar niet te zijn verwijt van zijn verdien’, En billijke vreugd gemist, die kwaad wordt geacht,
Sonnet 122: ’K Draag Uw Geschenk, Uw Album, Volgeschreven
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
’k Draag uw geschenk, uw album, volgeschreven, In ’t brein, en ’k houd dit in gedachtenis, Die duurt, die ijd’len pronk zal overleven,
Sonnet 122: Het Heugboek, Uw Geschenk, Is In Mijn Brein
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Het heugboek, uw geschenk, is in mijn brein, Beteekend met geduurge erinnering, Die hoog boven die ijdle rang zal zijn,
Sonnet 123: Nooit Stoft Ge Op Mijn Verand’Ring, Tijd! Die Bouw
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Nooit stoft ge op mijn verand’ring, Tijd! Die bouw Van pyramiden, nieuw door u gesticht, Is mij niets nieuws, dat ik verbaasd aanschouw;
Sonnet 123: Neen Tijd, Ik Weiger Wat Naar Wissling Zweemt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Neen Tijd, ik weiger wat naar wissling zweemt. Uw pyramiden, nieuwlings opgebouwd, Hebben voor mij niets nieuws, zijn mij niet vreemd:
Sonnet 124: Schonk Aan Mijn Liefde Zucht Naar Staat Het Leven
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Schonk aan mijn liefde zucht naar staat het leven, Dan trof haar, basterd van Fortuin, de doem, Dat ze aan Tijds liefde en haat wierd prijsgegeven,
Sonnet 124: Was Mijn Liefde Enkel ’T Kind Van Stand En Staat
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Was mijn liefde enkel ’t kind van stand en staat Tot bastaard van Fortuin mocht straks ze ontvaderd, Als onderworpen aan Tijds liefde of haat
Sonnet 125: Waar’ ’T Goed, Zoo ’K Over U Een Hemel Droeg
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Waar’ ’t goed, zoo ’k over u een hemel droeg, Opdat een ieder zie, hoe ik u diene, Een eerzuil voor u stichtte, die toch vroeg
Sonnet 125: Was ’T Iets Voor Mij De Baldakijn Te Dragen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Was ’t iets voor mij de baldakijn te dragen ’t Uiterlijk eerend met uitwendige schijn, Of me aan een bouw voor de eeuwigheid te wagen,
Sonnet 126: O Gij, Mijn Lieve Jong’Ling, Gij, Wiens Hand
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
O gij, mijn lieve jong’ling, gij, wiens hand Nu ’t uurglas en de zicht des Tijds omspant, Die, bij ’t verouden groeiend, door uw schoon
Sonnet 126: Lieflijke Jonker Die In Uw Bestuur
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Lieflijke jonker die in uw bestuur Tijds wissel-glas houdt, en zijn sikkel-uur, Die, ouderwordend wies en toont daardoor
Sonnet 127: In De’ Ouden Tijd Werd Zwart Niet Schoon Geacht
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
In de’ ouden tijd werd zwart niet schoon geacht, En, waar’ ’t ook schoon, het werd niet schoon geheeten; Thans wordt die hulde aan zwart alleen gebracht,
Sonnet 127: In De Oude Tijd Werd Zwart Niet Mooi Gerekend
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
In de oude tijd werd zwart niet mooi gerekend, Of indien ook, het droeg niet schoonheids naam. Nu ziet men zwart uit naam van schoonheid sprekend
Sonnet 128: Hoe Vaak, Wanneer Uw Slanke Ving’Ren Zweven
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Hoe vaak, wanneer uw slanke ving’ren zweven, Op zaal’ge toetsen met dien zachten druk, En gij die tonenmeng’ling roept in ’t leven,
Sonnet 128: Hoe Vaak Als Gij, Muziek, Muziek Verwekt
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Hoe vaak als gij, muziek, muziek verwekt Uit dat gezegend hout, tot klank vervoerd Door uwe zachte hand, en gij ontdekt
Sonnet 128: Hoe Vaak Als Gij, Die Mijn Muziek Zijt, Speelt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Hoe vaak als gij, die mijn muziek zijt, speelt Op dat gelukkig hout, welks trilling klinkt Onder uw vingers als gij zacht beveelt
Sonnet 129: Bij ’T Plegen Is De Wellust Smaadlijk Spillen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Bij ’t plegen is de wellust smaadlijk spillen Des geestes; ongepleegd, maar nagestreefd, Reeds één met list en meineed, booze grillen,
Sonnet 129: Spilling Van Geest In Schande Zonder Maat
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Spilling van geest in schande zonder maat Is lust-in-daad en tot de daad is lust Bloedig, moorddadig, valsch, een werklijk kwaad,
Sonnet 130: Uw Oogblik Is In ’T Minst Geen Zonnestraal
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Uw oogblik is in ’t minst geen zonnestraal; Bij rood koraal verwerft uw mond geen lof; Geldt sneeuw als wit, dan is uw boezem vaal;
Sonnet 130: Niet Als De Zon Zijn De Oogen Van Mijn Vrouw
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Niet als de zon zijn de oogen van mijn vrouw, Noem niet koraal haar lippen-inkarnaat, Indien sneeuw blank is zijn haar borsten grauw,
Sonnet 131: Heerschzuchtig Zijt Ge, Wreed, In Wat Gij Doet
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Heerschzuchtig zijt ge, wreed, in wat gij doet, En ruim gebruikt ge, als schoonheid pleegt, uw macht; Gij weet nu eens: voor mijn verliefd gemoed
Sonnet 131: Gij Zijt Zoo Dwingziek, Zijnd Zooals Ge Zijt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Gij zijt zoo dwingziek, zijnd zooals ge zijt Als sommige schoonen, trotsch en daardoor wreed. Want dat u mijn verliefd gemoed belijdt
Sonnet 132: Ik Heb Uw Oogen Lief, Die Mij Beklagen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ik heb uw oogen lief, die mij beklagen, Dat uw verachting mij de ziel doorsneed, Die, diep in ’t zwart, als vrienden, rouwe dragen,
Sonnet 132: Uw Oogen Heb Ik Lief: Vol Medelij
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Uw oogen heb ik lief: vol medelij, Begrijpend, hoe mij uw verachting kwelt, Verdonkren zij tot zwart, rouwen om mij,
Sonnet 132: Ik Heb Uw Oogen Lief, En Zij, Meelijdend
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Ik heb uw oogen lief, en zij, meelijdend, Ziend hoe ik lijd door uw minachtend hart, Kleedden zich zwart, zich tot rouwdragers wijdend,
Sonnet 133: Verwenscht Dat Hart, Dat Mijn Hart Schreien Deed
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Verwenscht dat hart, dat mijn hart schreien deed Om zulk een wond, mijn vriend en mij geslagen! Was ’t niet genoeg, dat ik alleen zoo leed,
Sonnet 133: Vervloekt Het Hart Waar Mijn Hart Tegen Spartelt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Vervloekt het hart waar mijn hart tegen spartelt En dat mijn vriend en mij zoo diep verwondt. Is ’t niet genoeg dat mij alleen ge martelt,
Sonnet 134: Ja, Hij Is De Uwe; Ik Heb ’T Erkend, En, Meer
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ja, hij is de uwe; ik heb ’t erkend, en, meer, Ik stelde als onderpand mij in uw hand. Geef nu mijn troost, mijn ander ik, mij weer,
Sonnet 134: Daar Hij Uw Slaaf Is, En Aan Uw Beschik
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Daar hij uw slaaf is, en aan uw beschik Ik ben verpand, en ik uw recht erken, Schenk ik mij u zoo gij dat ander ik
Sonnet 135: Wie Ook Haar Wensch Bezitt’, Gij Hebt Uw Wil
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wie ook haar wensch bezitt’, gij hebt uw wil, Hebt Will daarbij en Will in overdaad; Meer dan genoeg ben ik; al zwijgt gij stil,
Sonnet 135: Wie Ook Haar Wensch Heeft, Gij Bezit Uw Wil
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wie ook haar wensch heeft, gij bezit uw Wil, En nog meer Wil, en Wil in overmaat. Meer dan genoeg ben ik die mijn wil spil
Sonnet 136: Is Om Mijn Aandrang Uwe Ziel Verstoord
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Is om mijn aandrang uwe ziel verstoord, Zweer aan uw blinde ziel: ik ben uw Will; Zij geeft wel toe, dat wil daar thuis behoort;
Sonnet 136: Kan Bij Uw Ziel Mijn Wensch Naar U Niet Baten
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Kan bij uw ziel mijn wensch naar u niet baten, Zweer dan die blinde ziel ik ben uw Wil. Wil, uw ziel weet het, wordt steeds toegelaten
Sonnet 137: Blind Minnewicht, Wat Doet Gij Aan Mijn Oogen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Blind minnewicht, wat doet gij aan mijn oogen, Dat zij wel zien, ja, doch niets goed en recht, Wat schoon is, weten, ’t ook te zien vermogen,
Sonnet 137: Wat Doet Ge, Blinde Liefde, Aan Mijn Gezicht
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wat doet ge, blinde liefde, aan mijn gezicht Zoodat het kijkt en ziet niet wat het ziet? Het weet wat schoonheid is, ziet waar zij ligt,
Sonnet 138: Zweert Mij Mijn Lief: Ze Is, O! Zoo Waar En Trouw
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zweert mij mijn lief: ze is, o! zoo waar en trouw, Ik neem het aan, – al weet ik, dat zij liegt, – Opdat ze mij voor jong, onschuldig hoû,
Sonnet 138: Als Mijn Lief Zweert Dat Ze Is Gemaakt Uit Trouw
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Als mijn lief zweert dat ze is gemaakt uit trouw, Geloof ik haar al weet ik dat ze liegt, Opdat ze voor een groene knaap mij hou,
Sonnet 139: Eisch Niet, Dat Ik Uw Billijkheid Verkond’
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Eisch niet, dat ik uw billijkheid verkond’ En zegg’: „Mijn hart verloor terecht uw gunst”; Wond mij niet met uw blik, maar met uw mond;
Sonnet 139: O Verg Me Niet Het Onrecht Goed Te Praten
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
O verg me niet het onrecht goed te praten Waartoe uw hartloosheid eens heeft beslist. Laat niet uw oog, alleen uw tong mij haten,
Sonnet 140: Wees In Uw Wreedheid Wijs; Drijf Mijn Geduld
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wees in uw wreedheid wijs; drijf mijn geduld Niet tot het uiterst door uw hoon; het zweeg; Maar doet eens leed het spreken, dan onthult
Sonnet 140: Wees Wijs Zooals Ge Wreed Zijt, Laat Uw Hoonen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Wees wijs zooals ge wreed zijt, laat uw hoonen Mijn zwijgende geduld niet tezeer tergen. Smart mocht me woorden leeren, woorden toonen
Sonnet 141: Ik Min U, Waarlijk, Met Mijn Oogen Niet
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ik min u, waarlijk, met mijn oogen niet, Die wel een duizend feilen in u laken; Mijn hart bemint, wat mij ’t gezicht verbiedt,
Sonnet 141: Geloof Me, Ik Heb U Niet Met De Oogen Lief
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Geloof me, ik heb u niet met de oogen lief. Zij zien uw feilen, een ontelbaar rot. Mijn hart bemint u ondanks meenge grief,
Sonnet 142: Liefde Is Mijn Zonde En Heel Uw Deugd Is Haat
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Liefde is mijn zonde en heel uw deugd is haat, Haat van mijn zonde, van mijn booze liefde; Maar zet naast mijn doen eens uw woord en daad,
Sonnet 142: Liefde Is Mijn Zonde, Uw Lieve Deugd Is Haat
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Liefde is mijn zonde, uw lieve deugd is haat, Haat van mijn zonde, dat’s mijn zondige liefde. Maar vergelijk met mijne uw eigen staat,
Sonnet 143: Zie! Evenals Een Noeste Huisvrouw ’T Hoen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Zie! evenals een noeste huisvrouw ’t hoen, Dat haar ontvloog’, weer op te vangen tracht, Haar zuigling neerzet, wegloopt uit haar doen,
Sonnet 143: Zie, Als Een Waaksche Huisvrouw Loopt En Jaagt
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Zie, als een waaksche huisvrouw loopt en jaagt Een van ’t gevederd volk, aan ’t hok ontsnapt, Haar kleine neerzet en om niets meer vraagt
Sonnet 144: Twee Liefden Schenken Mij Genot En Smart
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Twee liefden schenken mij genot en smart; Twee geesten heerschen in mijn geest met macht: De goede, een man, dagschoon, met edel hart,
Sonnet 144: Mij Houden Troost En Wanhoop In Hun Ban
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mij houden troost en wanhoop in hun ban, Twee lieven, als geleigeesten mij trouw, De betere engel is een blonde man,
Sonnet 145: Haar Mond, Gewrocht Van Amor’S Hand
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Haar mond, gewrocht van Amor’s hand, Sprak ’t harde woord tot mij: „Ik haat”, Tot mij, die voor haar smacht en brand;
Sonnet 145: De Lippen, Door De Liefde Geboetseerd
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
De lippen, door de Liefde geboetseerd Zuchtten het schrikkelijke woord: „Ik haat” Tot mij, door smachten naar mijn lief verteerd.
Sonnet 145: Lippen Door Liefdes Hand Gekneed
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Lippen door Liefdes hand gekneed Ademden dit geluid: „Ik haat” Naar mij die harentwege leed:
Sonnet 146: Kern Van Mijn Zondig Stof, Gij, Arme Ziel
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Kern van mijn zondig stof, gij, arme ziel, Wat gunt ge aan ’t grillig hulsel zooveel macht, Wat kwijnt ge in banden weg, leeft zelve schriel,
Sonnet 146: Mijn Arme Ziel, Waar Zondige Aard Om Sloot
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mijn arme ziel, waar zondige aard om sloot, Wat muiters kozen tegen u partij, Wat tobt ge inwendig en lijdt hongersnood
Sonnet 147: Mijn Liefde Is Als Een Koorts, Die Steeds Begeert
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Mijn liefde is als een koorts, die steeds begeert Naar wat de ziekte langer duren doet, En liefst zich voedt met wat de kwaal vermeert,
Sonnet 147: Mijn Liefde Is Als Een Koorts, Aldoor Begeerend
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Mijn liefde is als een koorts, aldoor begeerend Naar wat de ziekte langer duren doet. Op alles wat het kwaad in stand houdt terend
Sonnet 148: Wat Oogen, Ach, Heeft Mij De Min Gegeven?
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Wat oogen, ach, heeft mij de Min gegeven? Het beeld, dat zij mij toonen, is niet waar, Of, zien zij goed, waar is ’t verstand gebleven,
Sonnet 148: Ai Mij, Wat Oogen Gaf Mij Liefde In ’T Hoofd
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Ai mij, wat oogen gaf mij liefde in ’t hoofd, Die heel niet lijken op een goed gezicht, Of, indien wel, hoe ’s mijn verstand verdoofd
Sonnet 149: Hoe, ’K Min U Niet, Verwijt Ge Mij Zoo Wreed!
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Hoe, ’k min u niet, verwijt ge mij zoo wreed! En tegen mij, mijzelf, neem ’k uw partij! Vergeet ik u, ik, die mijzelf vergeet,
Sonnet 149: Loochent Gij, Wreede, Dat Ik U Bemin
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Loochent gij, wreede, dat ik u bemin, Daar ik toch tegen mij uw zijde koos? Denk ik niet aan u, daar toch al mijn zin
Sonnet 150: O! Welke Macht Schonk U Dat Alvermogen
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
O! welke macht schonk u dat alvermogen, Dat uw onwaardigheid mijn hart regeert? Dat ik beweer, mijn oog heeft mij bedrogen,
Sonnet 150: Aan Welk Gezag Dankt Gij Die Toovermacht
William Shakespeare
shakespeare
Henriëtte Haitsma Mulier
mulier
Aan welk gezag dankt gij die toovermacht, Waardoor uw onbekwaamheid mij regeert, Zoodat ik, wat ik zie, een leugen acht,
Sonnet 150: O Van Wat Macht Hebt Ge Dat Sterk Vermogen
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
O van wat macht hebt ge dat sterk vermogen Dat gij, zelf zoo gering, mijn hart regeert, Zoodat ik leugnaars heet mijn eigen oogen
Sonnet 151: Liefde Is Te Jong En Weet Van Geen Geweten
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Liefde is te jong en weet van geen geweten, Schoon elk ’t geweten spruit der liefde weet’; Dus, deugniet, mij mijn schuld niet uitgemeten;
Sonnet 151: Liefde Is Te Jong, Weet Van Geweten Niet
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Liefde is te jong, weet van geweten niet. En toch weet elk: uit liefde ontstond geweten. Lieve bedriegster die mijn fouten ziet,
Sonnet 152: Ja, Eedbreuk Pleegde Ik Door Mijn Min Voor U
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Ja, eedbreuk pleegde ik door mijn min voor u, Doch gij tweemaal: uit trouw aan mij verbraakt Ge uw huw’lijkseed, en hatend hebt gij nu
Sonnet 152: Ik Werd Meineedig Toen ’K Op U Verliefde
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Ik werd meineedig toen ’k op u verliefde Gij werdt het dubbel, die mij liefde zwoert. Ge braakt verbriefde trouw, toen de onverbriefde,
Sonnet 153: Eens Sliep Bij Zijne Toorts Cupido In
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
Eens sliep bij zijne toorts Cupido in; Dit nam een nimfjen van Diana waar, En stak de fakkel van den god der min
Sonnet 153: Cupido Lag En Sliep Neven Zijn Toorts
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
Cupido lag en sliep neven zijn toorts; Een volgster van Diana kwam voorbij, Stal ’t liefde-ontstekend vuur, en doopte ’t voorts
Sonnet 154: In Slaap Lag Eens De Kleine Liefdegod
William Shakespeare
shakespeare
Leendert Burgersdijk
burgersdijk
In slaap lag eens de kleine liefdegod, Zijn toorts, die hartontvlamster, aan zijn zij; Een nimfenstoet, die kuisch zich ’t heilgenot
Sonnet 154: De Kleine Min-God Lag In Slaap Gegleden
William Shakespeare
shakespeare
Albert Verwey
verwey
De kleine min-god lag in slaap gegleden Met neven hem zijn toorts die harten brandt. Veel nimfen die een eed van kuischheid deden