lovrary

Sonnet 94: Wie Macht Heeft Om Te Schaden En ’T Niet Wil

Wie macht heeft om te schaden en ’t niet wil, Niet doet, wat hij het meest vermoeden laat, Wie and’ren roert, doch zelf steenkoud en stil, Verleiding met een kalmen blik weerstaat, – Terecht bezit hij ’s hemels gunst, hij ziet Wel toe, dat hij zijn rijkdom niet verdoet, Is heer en meester van zijn wezen, niet Als and’ren, slechts beheerder van zijn goed. Zoo geurt, den zomer zoet, de zomerbloem, A1 leve en sterve zij voor zich alleen; Doch wordt die bloeme krank, uit is haar roem, Ze is minder waard dan onkruid, hoe gemeen. Ja, ’t schoonste onteert zich ’t meest door booze daân; Onkruid stinkt min dan lelies die vergaan.