Sonnet 66: Dit Alles Moe, Schrei 'K Om De Rust Van 'T Graf!
Dit alles moe, schrei 'k om de rust van 't graf! -
Verdienste als beedlares te zien geboren,
En armlijk Niets versierd met kroon en staf,
En zuivre trouw, rampzalig valsch-gezworen,
En glansrijke eer, zoo schandelijk onteerd,
En maagdendeugd, op 't gruwelijkst geschonden,
En ware uitstekendheid op 't laagst verneΓͺrd,
En moed, door stromplende overmagt gebonden,
En kunst, door 't blind gezag ten boei gedoemd,
En dwaasheid (als geleerdste) wijsheid knellend,
En simple waarheid simpelheid genoemd,
En 't goede, als slaaf, het heerschend kwaad verzellend, -
Dit alles moe, vlugtte ik zoo gaarne heen,
Dan - stervend, liet ik u, Beminde, alleen!