lovrary

Sonnet 62: Wat Zondige Eigenliefde Heeft Mijn Oogen

Wat zondige eigenliefde heeft mijn oogen, Geheel mijn ziel, mijn ik geheel besmet! Die zonde in mij te delgen, – ijdel pogen! Zij heeft zich in mijn hart te vast gezet. Met mijn gelaat, mijn leest en mijne trouw Is geen gelaat, leest, trouw te vergelijken; En, moet ik zeggen, waar ik ’t zelf voor hoû, ’t Is: ieder moet voor mij de zeilen strijken. Doch als mijn spiegel, hoe ik ben, mij leert, Door ouderdom getaand, gebeukt, versleten, Dan keer ik van mijzelf mij af; verkeerd, Ja zondig waar’ ’t, mijzelf zoo schoon te weten. Mijn ander ik, gijzelf, schenkt mij deez’ vreugd, Mijn ouderdom blanket zich met ùw jeugd.