Sonnet 80: Wat Ben Ik, Als Ik Van U Zing, Versaagd
Wat ben ik, als ik van u zing, versaagd,
Daar thans een grooter geest uw naam verheft,
Met stoute vlucht dien tot de sterren draagt,
Mijn tong, u lovend, met verstomming treft!
Doch wijl uw waarde, groot als de oceaan,
En kleine èn trotsche zeilen wel wil dragen,
Zoo durft, hoe laag bij zijn galjoen, mijn kaan
Zich op uw wijd gebied vermetel wagen.
Ik zoek aan uwe luwe zoomen baat,
Terwijl uw peilloos diep hèm hobb’len doet;
En strand ik, ’t is een bootjen, dat vergaat,
Hij is een zeekasteel, vol kostlijk goed;
Aanvaardt gij hem, terwijl ge mij verstoot,
Het moog’ zoo zijn, – mijn liefde was mijn dood.