Sonnet 133: Verwenscht Dat Hart, Dat Mijn Hart Schreien Deed
Verwenscht dat hart, dat mijn hart schreien deed
Om zulk een wond, mijn vriend en mij geslagen!
Was āt niet genoeg, dat ik alleen zoo leed,
Moet ook mijn vriend uw slavenkeetānen dragen?
Uw oog heeft wreed mij aan mijzelf ontscheurd,
Thans erger nog mijn ander ik benard;
āk Verloor mijzelf en hem, heb u verbeurd,
Drievoudig driemaal snerpt zoo felle smart!
Uws boezems staal omsluitā mijn harte vrij,
Doch āt mijnā zij gijzālaar voor het zijnā gemaakt.
Geef dan āt bewaken van zijn hart aan mij;
Uit is uw macht op āt hart, door mij bewaakt;
Ach! āt baatte niet; ge omkerkert mij geheel;
Met mij is al wat in mij is uw deel.