Sonnet 142: Liefde Is Mijn Zonde En Heel Uw Deugd Is Haat
Liefde is mijn zonde en heel uw deugd is haat,
Haat van mijn zonde, van mijn booze liefde;
Maar zet naast mijn doen eens uw woord en daad,
En zeg, of billijk mij bestraffing griefde!
Zoo ja, toch niet bestraffing uit uw mond,
Die āt schaamrood uwer lippen valsch deed spreken,
Niet min dan ik door meineed eeden schond,
En meenāgen heilāgen echtband heeft doen breken.
Erken mijn min als recht; of wel, verfoei
Uzelf, die andāren wenkt en lokkend vleit;
Plant deernis in uw hart, opdat die groeiā
En gij door deernis deernis u bereidt.
Geworde u, zoekt gij wat gij mij ontzegt,
Door weigāring, naar uw eigen voorbeeld, ā recht!