Sonnet 38: Hoe Kan โT Mijn Muze Aan Dichtstof Ooit Ontbreken
Hoe kan โt mijn Muze aan dichtstof ooit ontbreken,
Zoo lang gij ademt? stroomt dan niet in โt lied
Uw lieflijk leven over, en verbleeken
Bij zulk een zang gewone liedโren niet?
O, dank het aan uzelf, als gij in mij
Iets, dat uw lezing waardig is, ontdekt!
Wat stomme wierd niet welbespraakt, als gij
Uw glans laat schijnen en vervoering wekt?
Wees tiende Muze! gij, tienmaal meer waard
Dan de oude negen, die slechts rijmers eeren!
Ja, wie, door u bezield, de lier besnaart,
Die zinge zangen, die den tijd trotseeren!
Behaagt mijn lied aan deezโ scherpzienden tijd,
Mijn deel zij moeite, โ รน zij zijn lof gewijd!