lovrary

Sonnet 73: Gij Ziet In Mij Dien Droeven Tijd Van Rouw

Gij ziet in mij dien droeven tijd van rouw, Dat weinig geele bladeren of geen Hang’ aan de takken, bevend van de kou, Verlaten is het koor, de vogels heen, In mij ziet gij de scheemring van een dag, Die na het zinken van de zon vervaalt, Tot nacht haar dekt met d’effen zwarte vlag, Die, tweede dood, op alle kleuren daalt. Gij ziet in mij het gloeien van een vuur, Liggend op d’asch van lang gedoofden gloed; Op ’t sterfbed, wachtend op zijn laatste uur, Wordt het verteerd, door waar ’t mee was gevoed; Dit ziet gij en uw trage liefde groeit, Door het nabij verlies pas vol ontbloeid.