lovrary

Sonnet 26: Vorst Van Mijn Liefde, Aan Wie De Sterke Band

Vorst van mijn liefde, aan wie de sterke band Van uw verdienste me als vasal verplicht, Ik zend dit schrijven u als afgezant, Getuigend van mijn plicht, niet van mijn dicht. Van plicht zoo groot, die mijn vernuft zoo arm Kaal zal doen schijnen bij gebrek aan taal, Mits uw goê meening, die zich zijns erbarm, de naakte in uw ziels denken binnenhaal. Totdat wat ster mijn gaan op aard geleide Genadiglijk en gunstig mij beschijn, En mijn haavlooze liefde siere en wijde Zoodat ik uw zoet aanzien waard mag zijn. Dan mag ik wagen met mijn min te pralen. Tot dan mijn hoofd niet heffen in uw stralen.