lovrary

Sonnet 65: Sinds Erts Niet Is, Steen, Land Noch Oceaan

Sinds erts niet is, steen, land noch oceaan, Of droeve sterflijkheid verslaat hun roem, Hoe zal voor haar geweld schoonheid bestaan, Wier macht niet sterker is dan van een bloem? Hoe houdt het zomers honing-adem uit Tegen de stormram onder Tijds gezag, Wanneer de onneembre rots die kracht niet stuit Of poort van staal ’t verval niet weren mag. O vreeslijke gedachte! Waar zal ooit Tijds best juweel verborgen zijn voor Tijd? De sterkste hand belet zijn naadring nooit En wie, die Schoonheid uit zijn hand bevrijdt? Geen mensch, tenzij dit wonder voortgang heeft, Dat in zwarte inkt mijn lief onsterflijk leeft.