lovrary

Sonnet 66: Dit Alles Moe, Verlang Ik De Eeuw’Ge Rust

Dit alles moe, verlang ik de eeuw’ge rust; Verdienste zie ik bedelarm en naakt, ’t Nietswaardig niets omringd van weelde en lust, De reinste trouw door meineed boos verzaakt, En maagd’lijke eer met ruw geweld verkracht, Den fielt omkleed met gulden eergewaad, Den schoonsten geest belasterd en veracht, En kracht verkeerd geleid, gedoemd tot smaad, Aan kennis door gezag de tong geboeid, En dwaasheid, die aan wijsheid wetten stelt, En eerlijkheid als dom en dwaas verfoeid, En boosheid, die het brave in kluisters knelt; – Dit alles moe, ging ik volgaarne heen, Bleef na mijn dood mijn liefde niet alleen.