lovrary

Sonnet 50: Hoe Lang Is Toch De Weg, Hoe Ver Mijn Reis

Hoe lang is toch de weg, hoe ver mijn reis, Als wat in ’t eind mij wacht, gemak en rust, Ik slechts bereik tot den te hoogen prijs, Ver af te zijn van u, mijn oogenlust! Het rijdier, door mijn smarten afgemat, Tobt suffend voort met d’al te zware vracht, Het voelt mijn afkeer voor ’t noodlottig pad, Dat ik vervloek, nu ’t ver van u mij bracht, Ja, zelfs de bloed’ge spoor zet hem niet aan, Die, woedend, ik hem in de zijde boor, In kermend zuchten breekt zijn pijn zich baan, Dat mij nog dieper wondt dan hem de spoor, Want ach, dat kreunen maakt mijn hart weer klaar, Dat ik mijn vreugd verlaat, mijn smart bewaar.