lovrary

Sonnet 48: Voorzichtig Berg Ik Op Mijn Verre Reis

Voorzichtig berg ik op mijn verre reis Uwe robijnen in geheimen schrijn, Waar zij, voor mij van een zoo hoogen prijs, Voor valsche roovershanden veilig zijn. Maar gij, die mijn juweel’ als steenen telt, Mijn zoetste troost, maar nu mijn grootste grief, Gij allerliefste, die mijn lot bestelt, Gij wordt een prooi voro elken laffen dief. U berg ik niet, schoon gij uw goed vermorst, Behalve waar, trots verzijn ik u voel, Binnen de zacht’ omhelzing van mijn borst, Die nu uw haven is, dan weer uw doel. En zelfs vandaar vrees ik, wordt gij geroofd, Zelfs waarheid steelt, geldt het uw kostbaar hoofd.