lovrary

Sonnet 4: Waarom Geeft Gij, Verloren Lieflijkheid

Waarom geeft gij, verloren lieflijkheid, Uw schoon legaat slechts aan uzelve uit, Tot leenen is natuur altijd bereid, Houdt gij geleende gift voor d’eigen buit? Want gij misbruikt, aanbidlijk gierigaard, De gift, om weg te geven uitgedeeld, Hebt, onnut woekeraar, de schat bewaard, Waarmee ge, renteloos, uzelf besteelt, Want als gij enkel handelt met uzelf, Ontrooft gij aan uzelf het beste deel, Hoe, als de Dood u roept in ’t grafgewelf, Sluit gij uw rekening met een te veel? Schoonheid daalt, ongebruikt, met u in ’t graf, Terwijl, gebruikt, z’u haar bedoeling gaf!