lovrary

Sonnet 56: Vernieuw, O Zoete Liefde, Steeds Uw Kracht

Vernieuw, o zoete liefde, steeds uw kracht; Duld niet, dat honger ooit beschaamd u maakt, Die heden wel door voedsel wordt verzacht, Doch morgen weer in al zijn macht ontwaakt; Wees hem gelijk, o liefde; zijn uw oogen, Hoe hong’rig, heden toch verzaad en moe, Dat morgen ied’re matheid zij vervlogen, En, blijvend, liefdes geest niet sterven doe; Deez’ droeve tusschentijd zij als een zee, Die pas verloofden scheidt; zie, daag’ lijks staan De twee aan strand; te grooter, meer dan ’t wee, Is ’t juub’len, breekt de dag van weêrzien aan; Of noem hem winter, die, vol angst en pijn. Des zomers heilgroet driewerf zoet doet zijn.