lovrary

Sonnet 54: O Schoonheid, Hoeveel Schooner Blinkt Ge Nog

O Schoonheid, hoeveel schooner blinkt ge nog, Door 't sieraad, dat de trouw u slechts kan geven! De roos is schoon, maar schooner dunkt ze ons toch Om zoete geuren, die haar kelkje' omzweven. Ja, de eglantier heeft verwen, die in gloed 't Welriekend waas der rozen meest gelijken; Zij dartelt even weeldrig aan den vloed, Waar zomerzucht heur zwachtelen deed wijken; Maar 't is zich-zelf dat zij bestaat en praalt, En, onbemind, kwijnt ze onbemerkt ook henen, Wijl 't roosje' ons nog op zoete geur onthaalt, Als reeds heur bloei in 't sterven is verdwenen. Zoo, Minlijkste, als uw schoonheid is vergaan, Hef 'k van uw trouw nog in mijn liedren aan!