lovrary

Sonnet 86: Was ’T Het Trots Zwellend Zeil Van Zijn Groot Vers

Was ’t het trots zwellend zeil van zijn groot vers, Uit op de buit van uw onschatbre Zelf, Dat mijn gedachten, rijp maar vallens-wers, Hield in mijn brein, hun schoot en grafgewelf? Was het zijn geest, die geesten schrijven leerden Boven menschlijke maat, die mij versloeg? Neen, hij niet, noch zijn nachtgezellen, deerden Mijn vers, dat onverbaasd hun doen verdroeg. Hij, noch die minnelijke huisgeest, die Hem nachtlijks met zijn wetenschap bedot, Deden mij zwijgen, noch bewoog mijn knie Vrees voor hun bluf die met mijn onmacht spot. Maar toen uw lof zijn vers, dat leeg was, vulde, Faalde de stof mij, en ik zweeg en duldde.