lovrary

Sonnet 59: Zoo Er Niets Nieuws Bestaat, Maar Al Wat Is

Zoo er niets nieuws bestaat, maar al wat is Voorheen bestond, hoe ’s dan ons brein misleid, Dat, vinding barend, heel niet zeker is Of het geen kind herdroeg uit vroegre tijd. O kon geschiednis in een verste hoek, Waarom het jaar vijfhonderd kringen telt, Uw beeltnis mij doen zien in een oud boek, Van toen voor ’t eerst geest werd op schrift gesteld. Opdat ik zag wat de oudheid zeggen kon Van ’t wondre samenstel in u belijfd; Of onze tijd dan wel de hare ’t won, Dan wel of iedre wentling eender blijft. O, ik ben zeker, vroegre geesten roemden Geringren dan die wij bewondrend noemden.