Sonnet 32: Als Gij Dien Dag, Mij Welkom, Overleeft
Als gij dien dag, mij welkom, overleeft,
Dat Dood mijn dor gebeentâ met stof omhult,
En bij geval deezâ regels overzweeft,
Wel kunstâloos, doch van liefde gansch vervuld, â
Zeg dan: âJa, dichtkunst ging vooruit; de gunst
Des tijds deed andâren hem te boven gaan!â
Bewaar ze om mijne liefde, schoon mijn kunst
Bij veler hoogâre kunst moet achterstaan.
O, denk dan liefdârijk: âWaarâ mijn vriend in leven,
En haddâ hij in deezâ beetâren tijd gezongen,
Zijn liefde haddâ ons schooner vrucht gegeven,
En thans haddâ hij met beetâren meegedongen;
âk Wil, daar hij stierf en beetâren zijn verrezen,
Dezeâ om hun stijl, hem om zijn liefde lezen.â