lovrary

Sonnet 123: Nooit Stoft Ge Op Mijn Verand’Ring, Tijd! Die Bouw

Nooit stoft ge op mijn verand’ring, Tijd! Die bouw Van pyramiden, nieuw door u gesticht, Is mij niets nieuws, dat ik verbaasd aanschouw; ’t Is alles ’t oude, nieuw slechts opgericht. Wij zijn van gist’ren eerst, en daarom gapen Wij ’t oude, dat ge als nieuw ons opdringt, aan; Wij denken ’t liever als voor ons geschapen, Dan als bekend, dat lang reeds heeft bestaan. Ik trots u, wat gij ook verricht of meldt; Wat is, wat was, het kan mij niet verblinden; Bouw op of sloop, terwijl gij voorwaarts snelt; Uw taal, uw doen, ’k blijf alles leugen vinden. Doe wat gij wilt, zwaai vrij uw zicht, maar weet: Ik zwoer steeds trouw te zijn, – en staaf mijn eed.