lovrary

Sonnet 108: Kan ’T Brein Iets Denken, Inkt Iets Openbaren

Kan ’t brein iets denken, inkt iets openbaren, Dat niet mijn echte trouw van u reeds schreef? Kan ik op een’ge nieuwe wijs verklaren, Dat ik voor ’t roemen van uw waarde leef? Onmoog’lijk, liev’ling! weet, mijn liefde zingt, – Zooals ik daag’lijks bid, – u dag aan dag Hetzelfde; en ’t oud: „gij mijn, ik de uwe” klinkt Mij nieuw, als toen voor ’t eerst mijn liefde u zag. Want eeuw’ge liefde, in liefdes jeugdig kleed, Zij tart den tijd en zijn veranderingen; Een rimp’lig voorhoofd ducht zij niet, maar weet Zelfs de’ ouderdom tot pagedienst te dwingen; Zij vindt der eerste liefde gloed en kracht, Waar, zoo het scheen, de tijd den dood haar bracht.