lovrary

Sonnet 121: ’T Is Beter, Boos Te Zijn Dan Boos Te Heeten

’t Is beter, boos te zijn dan boos te heeten, Als ’t niet boos zijn de blaam niet kan ontgaan Van hen, die ons genot, naar ons geweten Onschuldig, zondig achten in hun waan. Wat? moeten boozen lachend spot mij toonen, Verdorv’nen, starend op mijn dartel bloed? Of zwakk’re geesten mijne zwakheid hoonen? Wat hun zoo boos schijnt, reken ik voor goed. Neen, ’k ben die ’k ben; zoo zij mij schuldig vinden, Is ’t hun schuld, die hen drukt met zwaar gewicht; Wellicht ben ik de ziende, zij de blinden; Mijn doen zij niet beschouwd in hun valsch licht; Tenzij men deze leer tot richtsnoer koos: – Het menschdom zelf en al zijn doen is boos.