lovrary

Albert burgersdijk

Vertalingen

Sonnet 1: Zich Te Vermeerd’Ren Is Der Schoonsten Plicht

Sonnet 2: Als Veertig Winters Uw Gelaat Berennen

Sonnet 3: Zeg, In Uw Spiegel Ziend, Tot Uw Gelaat

Sonnet 4: Vergeefsche Lieflijkheid, Waarom Verspilt

Sonnet 5: Die Uren, Die Met Teed’Re Zorg Dit Beeld

Sonnet 6: Dat Dus Niet ’S Winters Vuist Uw Zomer Vatt’

Sonnet 7: Zie, Heft In ’T Oosten ’T Vorst’Lijk Hemellicht

Sonnet 8: Hoort Gij, Muziek Voor ’T Oor, Muziek Met Smart?

Sonnet 9: Spreek! Is ’T Uit Vrees, Dat Eens Een Weduw Ween’

Sonnet 10: Erken, En Schaam U, Dat Gij Niemand Mint

Sonnet 11: Schoon Ge Ook Verwelkt, – Al Wat Gij Hebt Verloren

Sonnet 12: Zie Ik Den Stâgen Gang Van ’T Uurwerk Aan

Sonnet 13: O, Waart Gij Steeds Uzelf! Maar, Vriend, Gij Zijt

Sonnet 14: Der Sterren Raads’Len Wil Ik Niet Doorgronden

Sonnet 15: Zie Ik, Hoe Al, Waar Groei En Kracht In Woont

Sonnet 16: Doch Waarom Zelf Met Feller Waap’Nen Tegen

Sonnet 17: Wie Schenkt Eenmaal Mijn Lied Geloof, Vervuld

Sonnet 18: Ik Was Van U Afwezig In De Lent’

Sonnet 18: Zal Ik Een Zomerdag Gelijk U Noemen?

Sonnet 19: Verstomp Den Klauw Des Leeuws, Vraatgier’Ge Tijd

Sonnet 20: U Heeft, O Heer-Gebiedster Van Mijn Harte

Sonnet 21: Mijn Muze, Neen, Gelijkt Den Dichter Niet

Sonnet 22: Wat Ook Mijn Spiegel Zegg’, Ik Ben Niet Oud

Sonnet 23: Gelijk Een Zwakke Speler Op ’T Tooneel

Sonnet 24: Mijn Oog Werd Schilder, En Heeft Op ’T Paneel

Sonnet 25: Die Hunner Sterren Liev’Ling Zijn, Zij Mogen

Sonnet 26: Heer Mijner Liefde, Wiens Waardij Tot Trouw

Sonnet 28: Hoe Kan Ik Ooit Weer Blij, Gelukkig Leven

Sonnet 28: Ik Zoek Mijn Bed, Van ’T Reizen Afgesloofd

Sonnet 29: Als Ik, Van Elk Gesmaad, Van ’T Lot Miskend

Sonnet 30: Als Ik In De Eenzame Uren Van Het Peinzen

Sonnet 31: Die ’K Dood Gewaand Heb, Al Die Harten Wonen

Sonnet 32: Als Gij Dien Dag, Mij Welkom, Overleeft

Sonnet 33: ’K Zag Meen’Gen Morgen Fieren Glans Verspreiden

Sonnet 34: Waarom Hebt Gij Me Een Schoonen Dag Voorspeld

Sonnet 35: O, Treur Niet Meer Om Wat Gij Hebt Gedaan!

Sonnet 36: Dat Ik ’T Erkenne! Scheiden Moeten Wij

Sonnet 37: Zooals Een Vader Heil Smaakt, Die, Verstramd

Sonnet 38: Hoe Kan ’T Mijn Muze Aan Dichtstof Ooit Ontbreken

Sonnet 39: Zing Ik Uw Waarde, Is Dit Wel Goed En Wijs?

Sonnet 40: Neem, Die Ik Liefheb, Neem Die Allen, Vriend!

Sonnet 41: Die Kleine Zonden, Die Uw Overmoed

Sonnet 42: Dat Gij Haar Hebt, Is Niet Alleen Mijn Smart

Sonnet 43: Luikt Slaap Mijn Oog, Dan Ziet Het Best; Den Luister

Sonnet 44: Bestond Deez’ Logge Stofklomp Uit Gedachte

Sonnet 45: Maar Luchte Lucht En Lout’Rend Vuur, Zij Wijlen

Sonnet 46: Mijn Oog Strijdt Met Mijn Hart Op Dood En Leven

Sonnet 47: Mijn Oog En Hart, Zij Sloten Een Verdrag

Sonnet 48: Wat Wijdde Ik, Bij ’T Op Reis Gaan, Vele Zorgen

Sonnet 49: Komt Eens De Tijd, – Is Ooit De Tijd Zoo Wreed, –

Sonnet 50: O, Welk Een Reis! Hoe Zwaar Valt Mij De Weg

Sonnet 51: Mijn Paard Was Traag Bij ’T Gaan; Die Langzaamheid

Sonnet 52: ’K Ben Dus Een Rijkaard, Wien Zijn Sleutel Stil

Sonnet 53: Uit Welk Een Stof Riep U Natuur In ’T Leven

Sonnet 54: O, Hoeveel Schooner Wordt De Schoonheid Toch

Sonnet 55: Geen Marmerbeeld, Geen Vorst’Lijk Grafgesteent’

Sonnet 56: Vernieuw, O Zoete Liefde, Steeds Uw Kracht

Sonnet 57: Ik Ben Uw Slaaf En Daarom Steeds Bereid

Sonnet 58: Dat Weer’ Die God, Die Tot Uw Slaaf Mij Maakte

Sonnet 59: Is Niets Ooit Nieuw, Maar Is Al Wat Bestaat

Sonnet 60: Als Golf Op Golf Naar ’T Kiezelrijke Strand

Sonnet 61: Is Dat Uw Wil, Dat Staâg Mijn Oog U Ziet

Sonnet 62: Wat Zondige Eigenliefde Heeft Mijn Oogen

Sonnet 63: Waan Niet, Dat Gij De Hand Des Tijds Weerstaat

Sonnet 64: Zie Ik, Hoe Fel De Hand Des Tijds De Pracht

Sonnet 65: Zoo Brons En Steen En Aarde En Oceaan

Sonnet 66: Dit Alles Moe, Verlang Ik De Eeuw’Ge Rust

Sonnet 67: Ach, Waarom Moest Hij In Deez’ Smetlucht Leven

Sonnet 68: Zoo Is Hij Ons Een Beeld Uit Beter Dagen

Sonnet 69: ’T Is Schoon, Wat ’S Werelds Oog Steeds Van U Ziet

Sonnet 70: Werpt Men Een Blaam Op U, Het Dere U Niet

Sonnet 71: Treur, Als Ik Sterf, Niet Langer Om Mijn Dood

Sonnet 72: Opdat De Wereld U Niet Lastig Zij

Sonnet 73: Dat Jaartij Ziet Ge In Mij, Waarin De Wind

Sonnet 74: Doch Wees Getroost! Wanneer Dat Streng Gericht

Sonnet 75: Gij Zijt Mijn Ziel, Wat Brood Is Voor Het Leven

Sonnet 76: Waarom Versmaad Ik, Mijn Eenvoudig Lied

Sonnet 77: Uw Spiegel Toont U, Hoe Uw Schoon Vergaat

Sonnet 78: Zoo Vaak Riep Ik Als Mijne Muze U Aan

Sonnet 80: Wat Ben Ik, Als Ik Van U Zing, Versaagd

Sonnet 81: ’T Zij Ik Eenmaal Uw Grafschrift U Zal Schrijven

Sonnet 82: Gij Hebt, ’T Is Waar, Mijn Muze Nooit Getrouwd

Sonnet 83: ’K Zag Nooit, Dat Gij Blanketsel Noodig Hadt

Sonnet 84: Roemt Een U Meer Dan Ik? Wat Overtreft

Sonnet 85: Bescheiden, Stil, Staat Mijne Muze, En Zwijgt

Sonnet 86: Heeft Het Gezwollen Zeil Van Zijne Zangen

Sonnet 87: Vaarwel! Te Groote Schat Zijt Gij Voor Mij!

Sonnet 88: Drijft U Een Luim Ooit Aan, Dat Gij Mij Smaadt

Sonnet 89: Toen Ik Alleen Nog Smeekte Om Uwe Gunst

Sonnet 89: Verklaar, Dat Ik Mijn Trouw Aan U Verzaakte

Sonnet 90: Zoo Haat Mij, Als Gij Wilt; Zoo Ooit, Dan Nu

Sonnet 91: Deez’ Stoft Op Zijn Geboort’, Die Op Zijn Geld

Sonnet 92: Doch Doe Het Ergste Wat Gij Kunt: Ontvlied!

Sonnet 93: Ja, ’K Waar’, Zoo Ik Ten Onrecht Trouw U Acht

Sonnet 94: Wie Macht Heeft Om Te Schaden En ’T Niet Wil

Sonnet 95: Hoe Lieflijk En Hoe Zoet Maakt Gij De Schande

Sonnet 96: Deez’ Zegt: „Uw Feil Is Jeugd”; Die „Overmoed”

Sonnet 97: Wat Scheen ’T Mij Wintertijd, Toen ’K Ver Van U

Sonnet 99: ’T Viooltjen Gispte Ik Dus Om Dart’Len Moed

Sonnet 100: Waar Toeft Gij, Muze, Dat Gij Reeds Zoo Lang

Sonnet 101: Hoe, Trage Muze, Maakt Ge Uw Zwijgen Goed

Sonnet 102: Mijn Liefde, Al Schijn’ Zij Zwakker, Won In Kracht

Sonnet 103: Hoe Nietig Is ’T, Wat U Mijn Muze Wijdt

Sonnet 104: Mij, Dierb’Re Vriend, Mij Wordt Gij Nimmer Oud

Sonnet 105: O, Acht Mijn Liefde Geen Afgoderij

Sonnet 105: ’T Was Leugen, Toen Ik Vroeger Dichtte, Dat

Sonnet 106: Als Mij Kronieken Van Den Ouden Tijd

Sonnet 107: Noch Eigen Angst, Noch ’T Onheilspellend Woord

Sonnet 108: Kan ’T Brein Iets Denken, Inkt Iets Openbaren

Sonnet 109: O, Noem Mij Nooit Ontrouw Van Hart, Al Scheen

Sonnet 110: ’T Is Waar, ’K Heb Veel Gedwaald, Mij Aangesteld

Sonnet 111: O, Wraak Om Mij De Lotsgodin; Want Zij

Sonnet 112: Uw Liefde En Deernis Dooven Mij Den Smaad

Sonnet 113: ’K Zie Met Den Geest, Sinds Wij Gescheiden Zijn

Sonnet 114: Of Heeft Wellicht Mijn Geest, Met U Gekroond

Sonnet 116: Bij De’ Echt Van Trouwe Zielen Spreek’ Men Niet

Sonnet 117: Ja, Klaag Mij Aan, Dat Ver Bij Uwen Schat

Sonnet 118: Zooals Wij, Om Onze’ Eetlust Aan Te Prikk’Len

Sonnet 119: Hoeveel Sirenentranen Dronk Ik Reeds

Sonnet 120: Thans Doet Mij Goed, Dat Ge Eenmaal Liefd’Loos Waart

Sonnet 121: ’T Is Beter, Boos Te Zijn Dan Boos Te Heeten

Sonnet 122: ’K Draag Uw Geschenk, Uw Album, Volgeschreven

Sonnet 123: Nooit Stoft Ge Op Mijn Verand’Ring, Tijd! Die Bouw

Sonnet 124: Schonk Aan Mijn Liefde Zucht Naar Staat Het Leven

Sonnet 125: Waar’ ’T Goed, Zoo ’K Over U Een Hemel Droeg

Sonnet 126: O Gij, Mijn Lieve Jong’Ling, Gij, Wiens Hand

Sonnet 127: In De’ Ouden Tijd Werd Zwart Niet Schoon Geacht

Sonnet 128: Hoe Vaak, Wanneer Uw Slanke Ving’Ren Zweven

Sonnet 129: Bij ’T Plegen Is De Wellust Smaadlijk Spillen

Sonnet 130: Uw Oogblik Is In ’T Minst Geen Zonnestraal

Sonnet 131: Heerschzuchtig Zijt Ge, Wreed, In Wat Gij Doet

Sonnet 132: Ik Heb Uw Oogen Lief, Die Mij Beklagen

Sonnet 133: Verwenscht Dat Hart, Dat Mijn Hart Schreien Deed

Sonnet 134: Ja, Hij Is De Uwe; Ik Heb ’T Erkend, En, Meer

Sonnet 135: Wie Ook Haar Wensch Bezitt’, Gij Hebt Uw Wil

Sonnet 136: Is Om Mijn Aandrang Uwe Ziel Verstoord

Sonnet 137: Blind Minnewicht, Wat Doet Gij Aan Mijn Oogen

Sonnet 138: Zweert Mij Mijn Lief: Ze Is, O! Zoo Waar En Trouw

Sonnet 139: Eisch Niet, Dat Ik Uw Billijkheid Verkond’

Sonnet 140: Wees In Uw Wreedheid Wijs; Drijf Mijn Geduld

Sonnet 141: Ik Min U, Waarlijk, Met Mijn Oogen Niet

Sonnet 142: Liefde Is Mijn Zonde En Heel Uw Deugd Is Haat

Sonnet 143: Zie! Evenals Een Noeste Huisvrouw ’T Hoen

Sonnet 144: Twee Liefden Schenken Mij Genot En Smart

Sonnet 145: Haar Mond, Gewrocht Van Amor’S Hand

Sonnet 146: Kern Van Mijn Zondig Stof, Gij, Arme Ziel

Sonnet 147: Mijn Liefde Is Als Een Koorts, Die Steeds Begeert

Sonnet 148: Wat Oogen, Ach, Heeft Mij De Min Gegeven?

Sonnet 149: Hoe, ’K Min U Niet, Verwijt Ge Mij Zoo Wreed!

Sonnet 150: O! Welke Macht Schonk U Dat Alvermogen

Sonnet 151: Liefde Is Te Jong En Weet Van Geen Geweten

Sonnet 152: Ja, Eedbreuk Pleegde Ik Door Mijn Min Voor U

Sonnet 153: Eens Sliep Bij Zijne Toorts Cupido In

Sonnet 154: In Slaap Lag Eens De Kleine Liefdegod