lovrary

Sonnet 19: Verstomp Den Klauw Des Leeuws, Vraatgier’Ge Tijd

Verstomp den klauw des leeuws, vraatgier’ge Tijd; Door u verslinde de aard haar lieflijkst broed; Ontscheur den tijger ’t fel gebit, en wijd Den feniks aan den dood door eigen gloed; Breng goede of slechte jaren ’t menschdom aan, Schenk, Vleugelvoet, aan de aarde goed of kwaad, ’t Is alles één, haar schoon moet toch vergaan; Doch hoed u voor deze ééne gruweldaad: O, groef niet met uw jarenstift mijn vriend Uw lijnen op het voorhoofd; dat zijn schoon, Door u bewaard, gehuldigd en gediend, Aan ’t nageslacht, wat schoonheid is, nog toon’! Doch, Tijd, doe wat gij wilt, het deert hem niet; Hij leeft in eeuw’ge jonkheid in mijn lied.