lovrary

Sonnet 3: Zeg In Den Spiegel Aan Uw Frisch Gelaat

Zeg in den spiegel aan uw frisch gelaat: Naar vorming van een ander dringt de tijd, Zoo gij, een nieuw te scheppen, nu versmaadt, Ontkracht gij jeugd, hebt gij de vrouw ontwijd. Want waar is zij, die, schoon, braakliggend land Zou kiezen boven oogst en rijke dracht, Of hij, die, Liefde zelf, haar heeft verpand Aan dood, in afkeer van het nageslacht? Gij zijt uw moeders spiegel en zij ziet In u de gouden lente van haar groei, Zorg, dat gij trots uw rimpels nog geniet Uit leeftijds vensters van uw eersten bloei. Maar, als g’alleen leeft voor uzelf en ’t nu Sterf dan alleen, uw beeld sterft dan met U.