lovrary

Sonnet 63: Voordat Mijn Lief Zal Zijn, Gelijk Ik Thans

Voordat mijn lief zal zijn, gelijk ik thans, Door Tijds schennende hand vermoeid, ontwricht, Als de uren zijn bloed tapten, door de glans Van ’t voorhoofd voren groefden, en zijn licht Van de ochtend naar ’t zwart steil van de ouderdom Gereisd is, en al ’t schoon, hem onderdaan, Verdwenen is, onzichtbaar werd en stom, Zijn heele lenteschat hem sluiks ontgaan, Voor dat zal zijn betuig ik dat het staal, Het wreede, waarmee de ouderdom ons klooft, Nooit weg zal snijden uit Erinrings zaal Mijn zoet liefs schoonheid, schoon ’t zijn leven rooft. Nu ik die schoonheid in mijn verzen vong Zullen zij leven, hij blijft met hen jong.