lovrary

Sonnet 61: Is Het Uw Wil Dat Ik Mijn Vaakrige Oogen

Is het uw wil dat ik mijn vaakrige oogen Openhoud naar uw beeld de lange nacht? Wordt op uw wensch mijn sluimering gebroken Door schimmen dwaaslijk u gelijk geacht? Is het uw geest die gij nabij mij zendt, Zoo ver van huis, om naar mijn doen te speuren, Opdat gij al mijn schande en luiheid kent En al wat uw jaloerschheid af mocht keuren? O neen, uw liefde is groot, maar zรณรณ groot niet. Mijn liefde is โ€™t die mijn oogen openhoudt. Mijn eigen liefde doet mijn slaap verdriet En speelt de waker opdat ze u aanschouwt. Ik waak om u, en ver van hier waakt gij, Ver af van mij, met andren te nabij.